Kleine gedigten/Eene vertelling van Dorisje
← De haas | Eene vertelling van Dorisje door Hieronymus van Alphen | Jesus, een zangstukje → |
Uit Kleine gedigten voor kinderen |
Eene vertelling van Dorisje
Wij zaten laatst bij Saartje,
Onze oude goede baker,
Die sprookjes kan vertellen.
Wij dronken chocolade,
En deden honderd vragen.
In 't einde zei ons Saartje:
Wel nu, mijn hartediefjes!
Gij kent de vier getijden,
Wat houdt gij voor het beste?
Toen zei mijn zusje Miesje,
Die tijd is mij de liefste,
Wanneer de boomen bloeien.
Dan krijgt men mooie bloempjes,
Om tuiltjes van de vlegten.
Dan ziet men duizend vogels
Op groene takjes zingen.
Is dat niet in de lente?
De winter, lieve Saartje!
Zei Pietje, is de beste,
Dan hooren wij vertellen,
En drinken chocolade,
Of eeten dikke wafels.
Neen ik verkies den zomer
Zei Keesje, dan is 't kermis.
Dan hoef ik niet te leeren.
Maar ik zei, 't is het beste,
Als meest de vrugten rijp zijn.
Dan valt er braaf te knappen.
Dan heeft men abricoozen,
En pruimen, en morellen,
En perzikken, en peeren:
En is dat niet in 't najaar.
Hoort kinders, zeide Saartje.
De winter moet de velden
En tuinen vruchtbaar maken.
Met moet de boomen snoeien;
Den akker moet men mesten;
Dat doet men in de winter.
De boomen moeten bloeien,
Om vrugten ons te geven;
Dat doen zij in de lente.
De vrugten moeten groeien;
Dat doen zij in de zomer.
Men moet de vrugten plukken;
Dat doet men in het najaar.
Dus moet gij, lieve kinders,
In alle jaargetijden
Gods wijze goedheid loven,
En wel te vrede wezen.