Kleine gedigten/Het lijk
← De zon | Het lijk door Hieronymus van Alphen | Het vogelnestjen → |
Uit Kleine gedigten voor kinderen |
Het lijk
Mijn lieve kleine kinders, schrikt tog niet,
Wanneer gij dode menschen ziet;
- Zoudt gij voor de lijken beven?
Kom hier: deze bleke koude man,
Die voelen, zien, noch hooren kan,
- Houdt nu niet op te leven.
Hij denkt en werkt - ja meer dan gij;
Maar met geen ligchaam zoo als wij.
- De ziel is weg van de aarde.
Die God, dien hij hier heeft gevreesd,
Is bij hem in zijn dood geweest;
- En houdt dit lijk in waarde.
Al is de ziel van 't ligchaam af,
Al daalt het lijk in 't donker graf,
- Dat moet u niet doen ijzen.
Geloofd het tog, de goede God
Zal zelfs dit lelijk overschot
- Veel schooner doen verrijzen.
Ach, lieve kinders! zegt dan niet;
Wat is dat sterven een verdriet!
- Mogt ik maar altoos leven!
Wanneer ge God bemint en dient,
Dan voert de dood u, als een vriend,
- In 't eeuwig zalig leven.
En komt dan eens de jongste dag,
Dan zal het ligchaam, dat daar lag,
- Zig leven weêr vertoonen.
Dan voeren de Englen van beneên,
U zingend naar den hemel heên,
- Om eeuwig daar te woonen.
Mijn lieve kinders, schrikt dan niet,
Wanneer gij doode menschen ziet;
- Zoudt gij voor lijken beven?
Zegt liever vrolijk - deze man,
Die hier niet zien of hooren kan,
- Mag in den hemel leven.