Kleine gedigten/Voorberigt

Uit Wikisource
Kleine gedigten voor kinderen (1779) door Hieronymus van Alphen

Voorberigt

Aan twee lieve kleine jongens
Uitgegeven in Utrecht door de wed. Jan van Terveen en zoon.

[ 3 ]

VOORBERIGT.


Zie daar eenige kleine gedigten, ten behoeve van kinderen opgesteld. De maker weet zeer wel, dat hij, als digter, daar door weinig roem behalen kan, maar dat was ook zijn oogmerk niet. Hij bedoelde slegts eenige nuttige waarheden zo in rijm voortedragen, dat dezelven de kinderlijke vatbaarheid niet te boven gingen; en hij heeft ze zo klein gemaakt, op dat zij des te gemakkelijker, door enkel leezen, zouden kunnen in het geheugen geprent worden, zonder dat het noodig was, datze van buiten geleerd werden; iets waar de maker zeer tegen is, en dat daarenboven, enkel door herhaald leezen, geschieden kan.

Het geen aanleiding gaf tot het opstellen dezer stukjens is geweest — dat de maker zelf kinderen heeft, die thands zijn eenig en grootst verpaak zijn — dat men aan zulke stukjens in onze taal gebrek heeft — dat hij ook gaarne voor anderen nuttig is — en dat hij de Hoogduitsche Lieder für kinder van Weisse en de kleine Lieder für kleine mädchen und jünglinge van G. W. Burmann, met zeer veel genoegen, gelezen heeft; ook hebben zij hem menigmaal op den weg ge[ 4 ]holpen, schoon hij er eigenlijk geenen uit vertaald, of overgenomen heeft.

Zij zijn wel allen niet voor kinderen van vier of vijf jaaren geschikt, maar dit was ook juist niet noodig. Men kan zelf kiezen, welken men aan zijne kinderen wil laten lezen, ook kan men schielijk merken, of een kind verstaat wat het leest dan niet. De opsteller heeft met allen de proef genomen; en hij kan verzekeren, dat zijn oudste jongetjen —— een kind van vijf jaaren —— veelen van dezelven, op de eerste of tweede leezing, verstaan heeft; en daarom houdt hij zig verzekerd, dat alle deze stukjens voor kinderen, boven de vijf en beneden de tien jaaren, bruikbaar zijn. Ook mag het geen kwaad wanneer hier en daar het kinderlijk verstand eene kleine zwarigheid ontmoet, en daar door tot vragen en praten wordt opgewekt.

Wanneer ik het genoegen had, dat deze gedigtjens goedgekeurd en met vrugt gebruikt werden, zou ik met vermaak nu en dan een blaadjen voegen bij het geen ik thands aan mijne Landgenoten aanbiede. Het getal, dat ik thands geve, is groot genoeg, om er de proef mede te nemen.