Koninklijke Courant/Jaargang 1809/Nummer 25/Amsterdam den 29 Januarij

Uit Wikisource
‘Amsterdam den 29 Januarij’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Koninklijke Courant, maandag 30 januari 1809, [p. 1]. Publiek domein.
[ 1 ]

Amsterdam den 29 Januarij.

DE ingevallen dooij een’ nieuwe was op de bovenlandsche rivieren hebbende aangebragt, begint denzelven zich in ’t algemeen op de rivieren van dit rijk meer of min aanmerkelijk te doen gevoelen.

Volgens de laatste berigten, had het water, omstreeks Bisbek en Rees, op verscheiden plaatsen over de dijken geloopen, waardoor dezelve in groot gevaar waren gebragt; men spreekt ook reeds van eene doorbraak boven Emmerick.

Het inundatie-water, omstreeks Westervoord, is door den nieuwen toevoer wassende.

De dijken te Lent zijn niet buiten gevaar, staande het water op onderscheiden plaatsen, aan den beneden kant van het dorp, op dezelve; men heeft die echter, zoo voel mogelijk, met noodkeeringen versterkt. Er stroomt zeer veel water in de Betuwe, door de aldaar plaats hebbende doorbraken, zoo dat ook daar het inundatie water sterk rijst.



Onder de veelvuldige ongelukken, door onvoorzigtigheden op het ijs veroorzaakt, en daaruit voortkomende trekken van menschlievendheid, munt bijzonder een geval uit, hetwelk onlangs in deze stad gebeurd is, en wij aan onze lezers kunnen mededeelen:

» Op voorleden woensdag geraakte een kind van negen jaren, op het Rokkin, in eene bijt, onder het ijs. Zekere Z. A. van den Berg, behangersknecht bij den koninklijken behanger Weeninck, dit ziende, vergat zijne bijzondere omstandigheden en snelde tot deszelfs hulp toe. Hoezeer niet kunnende zwemmen, en van eenen zwakken staat van gezondheid, stelde hij deze bedenkingen, die alleen hem raakte, ter zijde, en was gelukkig genoeg dat kind te redden, en zelve dit gevaar te ontkomen.”