[ 2 ]’s GRAVENHAGE, den 3 December. Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, welke gisteren ten twee ure vergaderde, is men overgegaan tot de trekking der afdeelingen over de maand November. Tot presidenten en vice-presidenten der afdeelingen zijn benoemd: presidenten, de heeren van Randwijck, Fockema, Dijckmeester, d’Escury en Donker Curtius, en vice-presidenten, de heeren Frets, van Reenen, van Boelens, Beelaerts en Cats.
Is gelezen eene koninklijke boodschap, begeleidende een ontwerp van wet, houdende eenige wijzigingen in de wet op de nationale militie voor het volgende jaar. Uit de voorlezing dier beide stukken bleek, dat de wet genoegzaam in dezelfde bepalingen vervat was als die van November 1830, met betrekking tot dit onderwerp, en dat de ligting zal bestaan uit een 1 man van de 300 zielen. Verzonden naar de afdeelingen van de maand November.
Bij monde van den heer Cats zijn vervolgens, namens de commissie tot de petitien, onderscheiden rapporten uitgebragt, welke, als betrekking hebbende tot de voorgestelde belastingswetten, ter griffie zullen worden gedeponeerd. Een verzoekschrift van onderscheiden gemeentebesturen van het kanton Oud-Beijerland, reclamerende in het belang hunner ingezetenen tegen de wet op het personeel en de grondbelasting, gaf aanleiding tot eene langdurige discussie, waaraan de heeren Cats, Donker Curtius, van Reenen, Frets, van Nes, van Hemert en van Dam van Isselt deel namen. De commissie stelde voor, omtrent dit verzoekschrift tot de orde van den dag over te gaan, uit hoofde de gemeente-besturen, volgens haar, niet bevoegd waren de belangen hunner ingezetenen bij de Staten-Generaal voor te dragen. De heer van Hemert, medelid der commissie, voegde er bij, dat de Kamer slechts met eene geringe meerderheid beslist had, dat het verzoekschrift van het gemeente-bestuur van Mijnsheerenland ter griffie zou worden gedeponeerd en dat het dus zeer wel mogelijk was, dat bij een grooter getal aanwezige leden, de meerderheid in het gevoelen der commissie zou deelen.
De heeren Donker Curtius, van Reenen, Frets, van Nes en van Dam waren van een tegenovergesteld gevoelen, voornamelijk op grond, dat men de waardigheid der Kamer te kort zou doen, door op een reeds genomen besluit terug te komen, en dat men het besluit der meerderheid ten allen tijde moest eerbiedigen. Eindelijk is bij hoofdelijke omvraag met eene groote meerderheid beslist, dat het verzoekschrift ter griffie zal worden gedeponeerd, waarna de vergadering is gescheiden en geadjourneerd tot heden ten een ure.