Naar inhoud springen

Leeuwarder Courant/1831/Nummer 97/De historie der couranten

Uit Wikisource
‘De historie der couranten’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Leeuwarder Courant, dinsdag 6 december 1831, [p. 2-3]. Publiek domein.
[ 2 ]

DEN LEZER HEIL!

Op een regenachtigen dag, nadat de Conferentie bezig was geweest, met in 24 termijnen te herroepen, dat zij in éénen termijn onherroepelijk verklaard hadden, en onder inwachting der Ratificatie van de Hoven, zoodat er, eenige oproeren en het vermoorden van een wettig Vorst uitgezonderd, weinig nieuws voorhanden was, wilde ik mij wat andere uitspanning bezorgen, nam de Leeuwarder Couranten van verleden jaar in handen en bladerde het Mengelwerk zoo al peinzend door, — en ziet! mijn oog blijft stijf en strak staan op een onvoltooiden arbeid, waarvan de fundamenten nog maar half waren gelegd, en toen aan het noodlot is overgelaten. De geest des oproers had ook hier zijnen verpestenden adem over doen gaan en alzoo was de bouwmeester gansch en al afgeblazen van zijne gemaakte plannen.
Na een weinig overdenkens besloot ik het werk weder op te vatten, zoo als het dan ook mogt uitvallen. — En wat was dat belangrijk stuk? — Ik moet eerst eens zuchten eer ik den naam noemen durf.
Men leze de Leeuwarder Couranten van 27 Julij en 3 Augustus, Nos. 62 en 64, van het jaar 1830, en daar staat geschreven:

De Historie der Couranten.

Ik had juist den oorsprong van dit nuttig schepsel en schadelijk ondier opgespoord en in twee Couranten beschreven, of daar komen de ellendige Belgen, smijten alles ’t onderst boven, roeren met de Franschen alle geesten en harsens om als een brijpot, en met de algemeene politieke, diplomatieke en phijsieke verwarring en verstandsverbijstering geraakte ook mijn hoofd en daarna mijne geheele historie op hol, en, zoo als ik zeide, thans vond ik ze eerst weder. — Om nu weer van voren af aan te beginnen, dat is zoo wat; derhalve moet ik den Lezer, altijd in de veronderstelling dat hij er smaak in vinde, (want wien het niet lust mag het vrij overslaan,) verwijzen tot de vorige Couranten, terwijl ik na den afloop van het onderzoek in de andere Landen en ook in ons Landje een deftig resumé of overzigt zal geven, misschien wel in den Oosterschen stijl. Thans ga ik voort als volgt:

DE HISTORIE

DER

COURANTEN.



(VERVOLG.)



Die timmert aen den wegh
En schrijft voor ’t algemeyn,
Sal staeg voor alleman
Een steen des aenstoots seyn.



DUITSCHLAND.

Na het geschrevene op den 3 Augustus 1830, vonden wij in J. A. Donndorfs Geschichte der Erfindungen in allen Theilen der Wissenschaften, u. s. w. IV Band, eene nog ouder herkomst der gedrukte tijdingen, dan wij hebben vermeld, en wel daarover het volgende: In 1515 las men dezelve reeds, doch zij waren niet periodiek, maar bestonden uit eenige (zoo als die heer ze noemt,) vliegende Bladen, die men Nieuwstijdingen (Gazettes toutes fraiches, Neue Zeitungen) noemde, een woord, dat in deze beteekenis in de Woordenboeken der XV eeuw nog niet voorkomt. Dergelijke oude Nieuwsbladen zijn bijzonder in Neurenberg veel gedrukt geworden. B. v. Newe Zeitung vom Turken, so ein gut Freund, der damit und beigewest ist, von Wien herauf gehn. Nürnberg geschrieben 1529, enz. — De maandelijke en vierendeeljarige tijdingen zijn in Duitschland de oudsten.



ENGELAND.



In het jaar 1585, toen de wraakzuchtige Philips, de tweede, Koning van Spanje, Portugal, Napels en Siciliën, en magtig Heer van de Oost-Indien en zelfs der Nieuwe Wereld, het Koningrijk Engeland wilde veroveren, deed hij eene ontzaggelijke vloot bouwen, door zijnen zondigen hoogmoed de Onoverwinnelijke genoemd. Hemel en aarde, gelijk het spreekwoord, en hier zeker niet te onpasse, zegt, maar als een waar woord kan worden verklaard, werden bewogen om dit plan te volvoeren. Dit was de wijdvermaarde Spaansche Armade, en twee omstandigheden uit dien tijd, als behoorende tot mijn onderwerp zal ik moeten aanstippen.
Primo. De Paus Sixtus V sprak den verschrikkelijken banvloek uit, over de toen heerschende Koninginne van Engeland, de verstandige en schrandere, maar ook eergierige en jaloersche Dochter van Hendrik VIII, Elisabeth. Dit geschiedde bij eene vernieuwde Bulle, vroeger door Pius V en Gregorius XIII opgemaakt, wier inhoud volkomen aan den geest des tijds beantwoordde, en in den name Godes werd afgekondigd.
Secundo. William Allan of Allyn van Lancaster, een, niet uit hoofde zijner deugden, gevlugte Engelsche Godgeleerde, moest tot Kardinaal worden verheven, om als Pauselijk Legaat in dezen zoogenaamden heiligen oorlog te worden gebruikt, en een hoofdrol, zoo als John Cooke in de Partijwoede, te vervullen. Dat menschelijk wangedrocht schreef een boek, waarbij het volk in Engeland en Ierland ernstig werd vermaand de Pauselijke Bulle in vromen gemoede ten uitvoer te brengen, en alzoo de Koningin vervallen te verklaren van den troon en alle hare vorstelijke waardigheden, terwijl hare onderdanen van zelfs ontslagen waren van eed en pligt, eerbied en gehoorzaamheid. Hij mengde in dit geschrijf zoo veel gal en alsem, als dienstig was voor zijn bederfelijk oogmerk. List, leugen en bedrog, laster, onchristelijkheid en wreedheid waren er de hoofd-bestanddeelen van. Zelfs de Roomschen van dien tijd betitelden het als zoodanig, uit volle overtuiging van den kwaadaardigen geest, die den schrijver bezielde. — Het boek was te Antwerpen in het Engelsch uitgegeven en in Engeland verspreid, om aldaar te dienen als een voorlooper van zijne aanstaande komst en volvoering zijner loffelijke functien.
Moge de lezer thans vragen, wat of de Couranten-Geschiedenis met die Spaansche Armade te maken hebbe, daar toch des Pausen bul en het boek van den Kardinaal wel niet in het Mengelwerk zullen geschreven zijn geworden, zoo antwoord ik daarop ernstig, dat die stukken meer betrekking hebben tot den oorsprong der dagbladen in Engeland, dan welligt de Kastelein Lieuwe tot den naam van Frieslands Hoofdstad, of de tweeling-zusters Fije en Jane tot de stad Vianen. — Ik geef de verzekering, dat ik niets op mijn eigen houtje verrigte of spreukjes vertelle, maar dat ik straks man en paard zal noemen, die mij op dit denkbeeld hebben gebragt.
Toen nu de Koningin Elisabeth, bij den geweldigen aanval van al de in goud en zilver gedoste Spanjaarden met hunne ontzaggelijke zeekasteelen [1], alles in het werk moest stellen, om den volksgeest op te winden en die ten haren voordeele te leiden, gebruikte zij ook dit huismiddel. Zij liet de bulle van den Paus, het boek des Kardinaals, de naamlijsten der Spaansche Edelen op de schepen zijnde, en verdere bruikbare stukken in de landtaal overzetten, en bijna te geef onder de goedgezinden uitdeelen. De bekendmaking hiervan, en verder van alle tijdingen en gebeurtenissen, die het volk geriefden, gaven aanleiding tot de geregelde uitgave van een dagblad, waarin al de krijgsverrigtingen werden vermeld. — Dit nu was de eersteling der Engelsche Couranten, waarvan het eerste nommer, onder toezigt van Mr. Burleigh vervaardigd, in Gras- of Bloeimaand van het jaar 1588, het licht zag. Tot schutsgod van dit krijgs-journaal werd Mercurius (waarom niet Mars?) gekozen, want zijn titel was: The English Mercur. Het oudste nommer, hetwelk in het Britsch Museum wordt bewaard, is van 23 Julij 1588, no. 50.
Wat ik tot dus ver over Engeland verhaalde kan men hoofdzakelijk vinden in het voortreffelijk werk van den Ridder Scheltema: De Uitrusting en Ondergang der Onoverwinnelijke Vloot van Philips II in 1588. Daar toch niet ieder dit vaderlandsch boek bezit, kwam het mij niet ongepast voor er een uittreksel van te nemen, ten einde de zaak wat duidelijker te maken.
De dertigjarige oorlog gaf daarna eene gunstige aanleiding om Couranten uittegeven, weshalve er eene Engelsche Krijgskronijk werd opgerigt, die van naam en schrijver meermalen verwisselde, en onder anderen de overwinning van Gustaaf-Adolph met zwier en kracht verhaalde.
Na den opstand van 1641 [2], kwam er eene reeks van Couranten in het licht, [ 3 ]zoodat men van dien tijd tot 1666 een tal van 156 deed geboren worden, grootendeels met binnenlandsche berigten, doch niet volgens het plan en naar den vorm der tegenwoordige dagbladen. Maar op die leest geschoeid waren de Public Intelligencer van Roger l’Estrange, waarover reeds den 9 Julij 1662 gewigtige debatten in het Parlement ontstonden. — Engelsche Schrijvers noemen zelfs de London-Gazette van 7 November 1664 als de eerste regelmatige Courant.
Sedert de Regering van George II vermeerderden de Couranten in tal en last. In Schotland en Ierland is de oorsprong naauwelijks van ’t einde der XVII eeuw.
Terwijl in Engeland, tijdens den vermelden oorlog met Spanje, dagbladen of nieuwstijdingen werden uitgegeven, zijn er ook te Keulen bij Gottfried van Kempen en Niclaus Schruber Couranten gedrukt, die de beschrijving der Vloot en de verdere krijgsbedrijven hebben vermeld. Deze berigten waren tegenhangers van die der Spaansche partij, en als zij dus beiden er niet te veel van St. Anna onder lieten loopen, kon men door onderlinge vergelijking nog al achter de waarheid komen.
De Geschiedschrijver Scheltema heeft er verscheidene omstandigheden uit ontleend bij de zamenstelling van zijn gedacht werk, en had in gebruik een bijeengevoegd exemplaar dier Couranten onder dezen zeer aardigen titel:
Warhafftige Zeitung und Beschreibung von der gewaltigen Armade oder Krijgsrustung so der Grosmachtige Köning von Hispanien, auff den Meer, bey Lissebona der Haupstad des Königreiehs Portugal susammen hat lassen brengen in grosser Anzahl den 29 und 30 May nechsverschenen von dannen abgesegeld, die Koningin von Engelandt, sampt Hollandt und Seelandt zu beseuken.
Und wie die Spanisch Armada auf dem Brittanisschem Meer von den Englischen Armada ist angriffen, beschedigd, verjagt und vil zu grundt geschossen, und bis in die Nordsee getrieben. Anno 1588, Augusti.”

dat is:

„Waarachtige tijding en beschrijving van de geweldige Vloot of krijgstoerusting zoo als de Grootmagtige Koning van Spanje, in zee, bij Lissabon, de hoofdstad van het Koningrijk Portugal, heeft bij een doen brengen in grooten getale en den 29 en 30 Mei laatstleden van daar is uitgezeild, om de Koningin van Engeland, alsmede Holland en Zeeland te bezoeken. (Dat wil zeggen: vernielen!)
En hoe de Spaansche Vloot op de Britsche Zee door de Engelsche Vloot is aangetast, beschadigd, verjaagd en vele schepen in den grond zijn geboord, en tot in de Noordzee gedreven. Anno 1588 van 1 tot 11 Augustus.

Over Frankrijk in een volgend Nommer.

  1. Bij deze prachtige helden kwam mij den zin de beschrijving in geestige Verzen door O. Z. van Haren, (de Geuzen, XVIII zang), van dergelijk een’ zwier bij Spaansche Zeeridders, en geen lezer zal ooit betwijfelen, of van Harens Poezij meer spierkracht bezit, dan ooit al die verwijfde vlotelingen hebben bezeten.
  2. Uit hoofde mij de dertigjarige Oorlog, als ook de Opstand in 1641 niet zeer levendig waren, en het mij op de leden lag, dat er ook van mijne Lezers aan hetzelfde euvel mank zouden gaan, vroeg ik gemakshalve mijnen vriend, om eene korte uitlegging. Op het eerste punt antwoordde hij:
    Onder de regering van den Keizer Rudolph II, sloten de Protestanten in Duitschland de zoogenaamde Evangelische Unie, waar tegen de Catholieken een verbond onder den naam van de Ligue oprigteden. Toen nu de Bohemers, op den 17 Augustus 1619 den Keizer Ferdinand II van den troon van Boheme vervallen verklaarden, en, gemeenschappelijk met de Stenden van Silesië, Moravië, en die der Lausitzen, Frederik V, Keurvorst van de Palts, die het Hoofd der Unie was tot hunnen Koning kozen, en de Ligue daarentegen zich voor Ferdinand verklaarde, ontstond de dertigjarige oorlog. Frederik V verloor alles, tot zelfs zijne eigene bezittingen, en moest naar Holland wijken, en na den vrede met Denemarken in 1629, waarbij Christiaan IV van alle deelneming aan de Duitsche zaken afzag, scheen de zaak der Protestanten, met de ontwapening van dezen hunnen laatsten steun verloren. In 1630 evenwel, vond de Kardinaal de Richelieu, Frankrijks eerste Minister, en de staatkundige vijand van het huis van Oostenrijk, eenen man, die de zaak der Protestanten weder vermogt op te beuren, in Gustavus Adolphus, Koning van Zweden. Deze sneuvelde wel in de armen der overwinning, reeds op den 6 November 1632, te Lutzen, doch Frankrijk en Zweden, waar de Kanselier Oxenstiern de teugels van het bewind hield, bleven den oorlog voortzetten, die, onder Ferdinands Zoon en opvolger, Ferdinand III, eerst in 1648, door den Westphaalschen of Munsterschen Vrede geëindigd werd. Dezen oorlog is door den uitmuntenden F. Schiller in twee boekdeelen breedvoerig beschreven, welke men raadplege. Zie ook Pölitz, Gesch. d. Wereld, Ned. Vert. III, 322, 326 Volgg.
    De Opstand in Engeland, 1641, vervolgde hij, is die tegen Karel I. Deze Koning, gelijk zijn Vader, gunstiger jegens het Catholicismus gezind dan de geest zijner onderdanen in dien tijd dulden kon, en naar de volstrekte oppermagt strevende, na de verongelijkingen hem door zijne Parlementen aangedaan, was naauwelijks, in 1641, uit Schotland in Londen teruggekeerd, of die volksbewegingen (door het toenmalig Parlement aangevuurd), begonnen, en bersteden welhaast, in 1642, in eenen burgerkrijg uit, welke het onthoofden des Konings in 1649 ten gevolge had. — In 1660 werd Karel II op den vaderlijken troon weder hersteld. Z. Hume, Historie van Engeland.