Naar inhoud springen

Leeuwarder Courant/1832/Nummer 1/De historie der couranten

Uit Wikisource
‘De historie der couranten’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Leeuwarder Courant, dinsdag 3 januari 1832, [p. 2-3]. Publiek domein.
[ 2 ]

De HISTORIE der COURANTEN.


SLOT der EERSTE AFDEELING.


Die timmert aen den wegh
En schrijft voor ’t algemeyn,
Sal staeg voor alleman
Een steen des aenstoots seyn.


De NEDERLANDEN.


Van eene der beste Couranten, de goeden niet te na gesproken, moet ik thans met betrekking tot derzelver oorsprong een enkel woord gewagen, waartoe ik ook weder door gunstige mededeeling der heeren Uitgevers ben in staat gesteld. Het is de Haarlemmer-Courant waarvan, onder vele goede getuigenissen, ook onze landgenoot Styl in zijnen tijd getuigde, dat dit een kapitaal blad was, en hij het in den goeden stijl schrijven van deze Courant beschouwde, als eene der medewerkende oorzaken van den bloei onzer Letterkunde en verbeterde schrijfwijze.
Het navolgende werd mij kennelijk:
De verzameling der Couranten, ten Kantore der Heeren Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem voorhanden, begint met den 19 Mei 1665 — Deze oudste aldaar aanwezige Couranten zijn gedrukt in klein folio met eene letter van het brevier corpus of daaromtrent, en bevatten door elkander de Duitsche en Romeinsche lettersoort. Elke Courant bestaat, gelijk de oude Amsterdamsche Couranten, ook uit een half vel papier, gedrukt in twee kolommen op elke bladzijde, voerende een drieledig wapen, dat der Stad, namelijk, het wapen van den Uitgever Abraham Kasteleijn en deszelfs naamcijfer. De gewone dagen der uitgifte waren de Dingsdagen en Zaturdagen, terwijl de Dingsdagsche den titel voerde van Extraordinaris Courant. Het blijkt echter niet, dat er immer een dergelijk buitengewoon nommer heeft ontbroken. De inhoud bestond uit Nieuwstijdingen en eenige weinige aankondigingen. — De oudste dezer Couranten is nommer 19, en dus van de 19de week des jaars 1665 (want de gewone en buitengewone Couranten voerden een en hetzelfde nommer). Het lijdt alzoo geen twijfel of reeds in den aanvang van dat jaar heeft het weekblad bestaan, dan of het voor den jare 1665 is uitgegeven is wel waarschijnlijk, doch met geene genoegzame zekerheid gebleken. — Tot in den jare 1737 is de Haarlemmer-Courant in het licht gegeven ten name van Abraham Kasteleijn, hoewel het eigendom sedert 1665 aan onderscheidene personen moet zijn overgegaan, en met den 9 Julij van 1737 is dezelve het eigendom geworden ven de heeren Isaäc en Johannes Enschedé, Overgrootvader en Grootvader van de tegenwoordige Eigenaren onder de firma van Johannes Enschedé en Zonen.
Van den jare 1665 tot December 1811 is die Courant regelmatig en onafgebroken drie malen ’s weeks in ’t licht verschenen, bevattende de nieuwstijdingen van den dag, en aankondigingen. Omtrent 1780 is de stoffe somwijlen zoo menigvuldig geweest, dat men van tijd tot tijd een geheel vel druks heeft beginnen uit te geven, en sedert 1795 had dit bijna altoos plaats. Met 1794 is men begonnen met aankondigingen van Geboorten, Huwelijken en Sterfgevallen, welk gebruik spoedig eene algemeene mode werd en gelijk bekend is tot den huidigen dag bleef, zoo dat deze mode eene uitzondering op den regel is — Den 1 December 1811, merkwaardig jaar der Fransche dwingelandij, kwam de Napoleontische Satelliet, des Keizers wreedsten Land en Bloedvoogd, de God- en mensch onteerende de Celles met een bevelschrift van zijnen reeds tuimelende Opperheer, en verbood, met vele nuttige voortbrengsels van de drukpers, ook dit waardig Dagblad, hetwelk, na van het staatkundige bovenkleed ontdaan te zijn, in het negligé eens Advertentieblads weder te voorschijn trad.
Tot 16 November 1813, wonderjaar der verlossing, bleef het in dien tooi, maar toen, hoewel Haarlem nog door Fransche troepen bezet en bewaakt werd, had het Blad zich den 18 November weder in een politisch-diplomatisch Zondagspak gestoken, en was zoo welkom onder de Courantenlezers, als de omwenteling zelve aan de naar verademing hijgende Nederlanders. Van den jare 1665 tot op den huidigen dag heeft zij haren doopnaam behouden van Opregte Haarlemsche Courant.
Hoezeer wij bij de vorige dagbladen in alle Landen slechts derzelver oorsprong hebben nagegaan en hare uitbreiding, duur en bestaan, of ondergang en verdwijning van dit aardsch tooneel tot een volgend hoofdstuk hebbend bewaard, kon ik echter niet nalaten betrekkelijk dit belangrijk, echt Vaderlandsch Blad den geheelen loop hoofdzakelijk aan te stippen.
In 1666 heeft er een Rotterdamsch Nieuwsblad bestaan met het wapen der stad onder den titel van Rotterdamsche Zee- en Posttijding, bij Johannes Naeranus. — Van vroeger bladen vond ik geene narigten.
Onder de wereldberoemde Couranten behoorde de Fransche Leydsche Courant, geschreven door Etienne Luzac, Oom van Joan Luzac, die hem daarin behulpzaam was. Onder zijne handen werd dit papier beroemd, en, ik zou haast durven zeggen, door de geheele wereld gelezen, te Konstantinopel niet uitgezonderd. — Haar invloed op de begrippen der menschen was oneindig groot, en den Courantenschrijver Luzac werd door Washington, het Congres van Amerika, den wijzen Wetgever van Toscane, Keizer Leopold, en door de Hoven van Polen en Pruissen groote eer bewezen en geschenken gezonden. — De Fransche omwenteling met alle hare groote daden en afzigtige gruwelen, het jaar 1794 enz., enz., vernietigde dit product. — Men kan hier van breedere narigten vinden in de Geschiedenis der Letteren en Wetenschappen van Professor van Kampen, (II, 559) alsmede bij Murhards Tafereelen van Konstantinopolen (Nederd. vert. I 72).
Maar hoe is het nu wel in Friesland met de Couranten gelegen?
Dit kunnen wij toch maar zoo stilzwijgend niet voorbijgaan, te minder daar het in ’t Mengelwerk van de Leeuwarder Courant voor de Friezen geschreven, handelende over Dagbladen, zeer te huis behoort. — Ik wilde er wel eenen Frieschen Rijder om geven, dat mij de zaak eens regt bekend werd gemaakt, want hier verzeil ik weder, zoo als meermalen, tusschen klip en draaikolk door, en weet niet werwaards ik den boeg zal wenden om niet te stooten of te zinken. Geleerde koppen, stevige verbanden hebben hier den twistappel opgeworpen, en wij zijn helaas te bekrompen van geest, te klein van oordeel en te arm aan kunde, om die moeijelijke zaak te beslissen. — Hoor dan, mijne Lezers, wat ik U uit het hoofd en brein van anderen kan mededeelen.
De heer Halbertsma van Deventer, een Fries van den echten stempel, plaatste in de Letteroefeningen van October 1822, No. XII, een stuk: de ontwikkeling der gronden van mijn gevoelen nopens een paar regels uit Gijsbert Japiks. Daarin komt voor de plaats, uit diens Friesche Rijmlerye, (nieuwe uitgave van Epkema I D. p. 89.) in het tweede couplet van het gedicht: Op’t oonfirddigjen fen Frieslânz Schijd schrieuw aemt, fen S. A. Gabbema oon Hindrick Rintses:

Gabbema iz komme to
’t Friesch Schijd-schrieuw aemte; y kinnie ’t lezze
IJn ’t leaf fen Ljeauwerd, — — —

welke plaats de Heer Halbertsma verklaart:
Gabbema is bevorderd tot het ambt van Vrieslands Geschiedschrijver; gij kunt het lezen in de Leeuwarder Courant.”
Is nu deze vertaling goed, dan zou het bewezen zijn dat in den jare 1659 eene Leeuwarder Courant bestaan had en Hendrik Rintjes daar van de Drukker en Uitgever te Leeuwarden geweest is. Dan de geleerde Professor E. Wassenbergh was niet van dit gevoelen, dan in het door hem steeds gebezigd Exemplaar van C. Japiks [ 3 ]met eigenhand ter aangehaalder plaatse eene kantteekening is gezet, dat met ’t Laef fen Ljeauwerd bedoeld werd Gabbema’s Verhaal van Leeuwarden.
Dit wordt echter weder door deskundige en getrouwe beoefenaars der Friesche taal op krachtige gronden wederlegd, tredende in het gevoelen van den heer Halbertsma. Het was niet ongevallig, ja zelfs pligtmatig geweest, dat deze schrijver in zijne vermelding van Hendrik Rintjes Bedrijf (p. 378, II Stuk van de Hulde aan G. Japiks) er een woordje over gesproken had. Bij den Heer Epkema is het steeds twijfelachtig gebleven, willende niet beslissen, zonder dat het van elders blijke, dat deze plaats voldoende zij tot een geschiedkundig bewijs, dat er destijds eene Courant bestaan hebbe. — Wij zouden te breedvoerig worden met al het voor en tegen, in eene briefwisseling ontwikkeld, hier aan te voeren, dit zal welligt bij eene andere gelegenheid beter te pas komen. —
Dit is dan het eenige, wat men, zoo ver ten minsten mij bekend, over eene bestaan hebbende Friesche Courant van den ouden tijd vind aangeteekend.
Met zekerheid kunnen wij van eene later Leeuwarder Courant spreken, want deze ligt voor mij en draagt ten opschrift:
Leeuwarder Saturdagsche Courant. Ao. 1752. No. 1. Zij is voorzien van het Stads-wapen en gedrukt in klein quarto in twee kolommen bij Abraham Ferwerda in de Peperstraat, den 29 Julij 1752. Daarin wordt berigt dat deze Courant wekelijks zal uitgegeven en volgens een bijzonder en nieuw plan geformeert worden. Men zal dezelve meer en meer verbeteren en tot de uiterste volmaaktheid trachten te brengen. — Zij bevat Staatkundig Nieuws en Aankondigingen van verkoopingen enz.; benevens eenig mengelwerk onder den titel: Bijzonderheden, ook Gedachten over Nederlands Koophandel, Ongelukken en andere Gebeurtenissen. Dit blad werd uitgegeven niet alleen in de Friesche, maar ook in de Steden van andere Gewesten, en heeft veel bijval gevonden. — Van het jaar 1752 tot heden is die Courant onder verschillende eigenaars en vormen vervolgd geworden. — Hoezeer derzelver geschiedenis ook haar eigenaardigs heeft, achten wij echter gevoeg van haren oorsprong en bestaan gezegd te hebben.


Zoo zijn wij dan langzamerhand tot het einde gevorderd onzer Couranten-Historie, wat den oorsprong der verschillende Dagbladen in de meeste Europesche Landen betreft. Onze tweede Afdeeling moet bevatten derzelver voortgang, verbreiding, gegeboorte en sterfte van die van lateren tijd en eindelijk een volledig statistiek van de tegenwoordige Couranten-wereld. In de derde en laatste Afdeeling zullen wij ons alleen bezig houden met een getrouw verhaal in den geschiedkundig-wijsgeerigen vorm, verkondigende wat al goeds, maar ook welk een oceaan vol kwaads dat Couranten-Fabrijk heeft gebrouwen.
Daar echter deze zeer moeijelijke arbeid niet als een legerpaard zoo maar uit den vuist kan worden beslagen, zullen wij van lieverlede daarmede voortgaan en het volgend stuk stellig niet eerder plaatsen voor dat het gereed is.
Bij eene nadere gelegenheid zullen wij echter het beloofde Resumé of Kort Overzigt geven.