Leeuwarder Courant/1854/Nummer 40/Leeuwarden, den 18 Mei

Uit Wikisource
Leeuwarder Courant
(vrijdag 19 mei 1854)

‘Leeuwarden, den 18 Mei’ door een anonieme schrijver, [p. 1].

[ 1 ]

LEEUWARDEN, den 18 Mei.

 Door de daartoe benoemde commissie uit het Prov. Geregtshof van Friesland zijn heden tot candidaat-notaris bevorderd de heeren: mr. A. van Hettinga Tromp, R. Fockema en M. Jansen, allen van Leeuwarden, en L. M. A. Muntz van Harlingen.

 — Gisteren avond is door den heer L. von Krauss, voor de leden van het natuurkundig genootschap alhier eene voorstelling gegeven met het hydro oxygeen gas microscoop. Ieder die belang stelt om de natuur die hem omgeeft te leeren kennen in hare bijzonderheden, die een blik wil slaan op de fijnere organen der dieren, de bouw der gewassen, en de vorming der kristallen, die bekend wil zijn met de millioenen schepselen die voor het ongewapend oog onzigtbaar iederen waterdrup als opvullen, — hij ga de voorstellingen van den heer von Krauss bijwonen. De helderheid van het beeld bij eene aanzienlijke vergrooting laat niets te wenschen over; terwijl de verklaring der vertoonde voorwerpen allezins gepast en zeer leerrijk is.

 — Dezer dagen is in het licht verschenen de Nieuwe Catalogus der Provinciale Bibliotheek van Friesland, tweede gedeelte, vervaardigd door den heer J. van Leeuwen, Griffier bij het Provinciaal Geregtshof van Friesland en Provinciaal Archivarius. — beslaande ongeveer 600 bladzijden roijal formaat. Gelijk bekend is, bevat deze bibliotheek niet alleen de oude provinciale boekerij en die van het voormalig Collegium Medicum te Leeuwarden, maar ook en vooral de boekwerken van het voormalig Rijks-Athenaeum te Franeker, met uitzondering van een gedeelte, dat in der tijd aan de Koninklijke Academie te Delft overging en heeft zij eene uitmuntende plaats bekomen in het nieuwe Paleis van Justitie alhier. Zij bevat zes hoofdvakken als: de Godgeleerdheid, Oostersche Schrijvers, Regtsgeleerdheid, Kunsten en Wetenschappen, fraaije Letteren en Geschiedenis. De nieuwe catalogus behelst de vier laatstgenoemde vakken, met dien verstande, dat onder de Regtsgeleerdheid tevens is gebragt: de Staatswetenschap; — aan de Kunsten en Wetenschappen zijn verbonden: de Wijsbegeerte, de Natuur- en Wiskundige Wetenschappen, de Natuurlijke Historie, de Geneeskunde en de Schoone Kunsten; — tot de fraaije Letteren zijn gebragt: de Taal- en Oordeelkunde, de Redekunst, de Roman- en Mengelwerken, de Dicht- en Fabelkunde, de Boekkennis en Boekbeschrijving, Catalogi, Werken en Jaarboeken van Academiën, Maatschappijen en Genootschappen, Tijdschriften enz.; — terwijl de Geschiedenis tevens bevat: de Aardrijks-, Tijdreken-, Geslacht- en Oudheidkunde, Land-, en Plaatsbeschrijvingen, Reizen, Levensbeschrijvingen, Lofredenen en Jaarboeken. Van de Godgeleerdheid bestond reeds een catalogus, in der tijd vervaardigd door den hoogleeraar Amersfoordt en door zijnen broeder voltooid, terwijl de Oostersche Schrijvers van groote zeldzaamheid en veel belang, de Handschriften, de Berbaria’s, Houtsoorten, eene uitgebreide verzameling van Regtsgeleerde- en Geneeskundige Dissertatiën, Oratiën en Historische stukken, met het vervolg der Godgeleerde Werken, verkregen na de uitgave van den catalogus daarop, benevens de later ontvangene en aangekochte boeken in andere vakken, het derde gedeelte van den catalogus zullen uitmaken, waarbij, waar zulks nuttig kan zijn, eene oordeelkundige en bibliografische beschrijving zal worden gevoegd. Wat intusschen den tegenwoordigen catalogus betreft, zoo mag die in alle opzigten beredeneerd en aan de behoeften van onzen tijd voldoende worden genoemd. Hij is alphabetisch ingerigt, de titels der boeken zijn naauwkeurig beschreven; deze vergeleken met de beste bibliografische werken, naar hen en uit eigen kennis en ondervinding een kort ter zake dienend oordeel daarbij gevoegd, met vermijding van noodelooze uitvoerigheid of geleerde praalvertooning. Daardoor is alzoo voldaan aan de eerste en beste voorwaarde tot rigtige gebruikmaking eener bibliotheek en kan zij mitsdien strekken tot grondslag van goede kennis en wetenschap voor iedereen. Om die reden tevens zijn de aanteekeningen en recensie niet in de Latijnsche maar in de Nederduitsche taal gesteld.
 Uit het bovenstaande is genoegzaam afteleiden, niet alleen, welken grooten en moeijelijken, maar ook welken nuttigen en verdienstelijken arbeid de heer van Leeuwen heeft verrigt. Laten wij er voorts nog bijvoegen, dat die in betrekkelijk zeer korten tijd is volbragt. De erkentelijkheid van ieder, die belang stelt in Kunsten en Wetenschappen, zal ongetwijfeld den volijverigen Archivarius daarvoor ten deel vallen.
 De uitvoering van het werk doet de pers van den heer L. Schierbeek alhier, bijzonder eer aan.

 — Naar wij vernemen, heeft de heer J. E. Duport, directeur van den Salon der Variétés in de Nes, te Amsterdam, ten gevolge der weinige inteekenaren op de aangebodene abonnementslijst, afgezien van zijn voornemen, om hier in de volgende week met zijn tooneelgezelschap drie voorstellingen in den Schouwburg te geven.

 — In den namiddag van Maandag jl. heeft zich een gedetineerde in het Huis van Reclusie en Tuchtiging alhier, in de cachot, waarin hij wegens mishandeling van een der bewaarders was opgesloten, door ophanging van het leven beroofd. Daar zijn straftijd over eenige maanden zoude zijn verschenen, houdt men het er voor dat vrees voor meerdere disciplinaire straf hem tot deze zelfmoord heeft gebragt.

 — Naar wij vernemen, heeft Z. M. de Koning aan de commissie te Vlaardingen eene som van ƒ 300 doen toekomen, ten behoeve der weduwen en weezen van de verongelukte varensgezellen; tot hetzelfde einde is bij gezegde commissie eene bijdrage, groot ƒ 100, van Z. K. H. prins Hendrik, en eene groot ƒ 50, van prins Frederik der Nederlanden ontvangen.

 — De minisier van binnenlandsche zaken, heeft de Gedeputeerde Staten doen aanschrijven, om, aangezien alle plaatselijke belastingen binnen vijf jaren na de dagteekening der gemeentewet herzien en aan ’s Konings goedkeuring onderworpen moeten worden, en dat »van de vijf jaren er reeds bijna drie verloopen zijn en van een aantal gemeente-besturen nog geene voorstellen tot hierziening ontvangen zijn, de besturen der gemeenten uit te noodigen dien arbeid hoe eer hoe beter aan te vangen of te volbrengen.”