Naar inhoud springen

Limburger Koerier/Jaargang 90/Nummer 264/Kunst

Uit Wikisource
‘Kunst’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Limburger Koerier, dinsdag 12 november 1935, p. 8. Publiek domein.
[ 8 ]

KUNST



Limburgsche Kunstkring.


Het werk van jongeren.


Dit is inderdaad een expositie, zooals we er in het Gemeente-museum lang geen meer zagen. Geen tentoonstelling, waarbij de jury uit een soort welwillendheid werk tolereerde, dat men meende geen plaats te kunnen weigeren, omdat het was van trouwe kringleden, maar een expositie van een effectieve daadkracht, een uiting van sterk kunstleven.

Hier vindt men het werk van de artistieke ziel van den kunstkring bijeen, geen verzameling van appreciable werk van goed bedoelende amateurs, maar dat van een groep kunstenaars, die levenskrachtig en positief gaat uitgroeien, die, — ofschoon een aparte groep daarnaast vormend, — zich meten kan met wat men elders heeft.

Dit is de zuidelijke school, die zoo terecht in Maastricht het trefpunt vond.

Velen zullen dit aldus gevoeld hebben, toen zij Zondag nadat de burgemeester de tentoonstelling in het museum aan het Vrijtof te Maastricht opende, kennis maakten met wat hier werd tentoongesteld.

De opening van deze tentoonstelling was om deze reden een merkwaardig en veelbeteekend moment in de Limburgsche kunstgeschiedenis.

De jonge kunstenaars hebben hier een kans gekregen, het publiek iets verrassends voor te zetten, zóó verrassend, dat het voor datzelfde publiek eigenlijk beschamend is, dat het dit niet eerder waardeerde.

Jammer, dat Jan Bakhoven zich met de beslissing der jury niet vereenigen kon en zijn werk terugnam, daardoor zichzelf een gedeelte van het contact ontnemend, dat hij zeer zeker met het publiek zou gekregen hebben, wanneer te midden van het werk van anderen, dat van hem hier was geëxposeerd geweest.

Edmond Bellefroid, die hier drie portretten en een korenlandschap exposeert, zoekt nog naar eigen vorm. Men bespeurt vooral Wiegersma in hem. In toon en compositie is het werk wellicht in originaliteit afwijkend van het werk van deze, maar Bellefroid is toch nog niet geheel zich zelf, ondanks het warm-aandoende van zijn werk, ondanks de onmiskenbare gloed in zijn compositie.

Het is soms eerder sterk decoratief (Rolande), opgelegd dus, dan gemaakt in spontane vaart, van binnen uit.

Pierre Coenen maakte eenige aantrekkelijke aquarellen van pittoreske plekjes in Canne en Wolder, onderwerpen, die ook door anderen al in vele nuanceeringen werden behandeld, maar die toch onder Coenen weer frisch karakter kregen.

In Harry Koolen zou men allereerst den portretschilder zien. En misschien is dat ook wel zoo. Maar het neemt niet weg, dat hij in ander werk, los dus van het model, minstens zooveel goeds, zooveel schoons bereikt als in zijn portretten. „Het Verraad” kreeg terecht een der beste plaatsen van de tentoonstelling. Hoe knap wist hij hier, zonder te nadrukkelijk te worden, de tegenstelling te treffen. Alles wat hij doet is overwogen, een berekende compositie; elk gebaar is verantwoord, en met technisch raffinement uitgewerkt. Maar daardoor verliest zijn werk niet aan boeiende karakteristiek. Integendeel. Het goede erin is gemakkelijk bespeurbaar, en daarom imponeert het des te sterker. Het is werk van zeer bijzondere allure, waarin men een teruggrijpen naar klassieken vindt, maar dat nooit met het prijsgeven van gezond en jong temperament. Dit geldt ook voor zijn altijd weer knap gemaakte portretten.

Paul Kromjong kent het effect van elke streek, met welhaast speelsche spontaneïteit. Zijn fragment van een naaktstudie demonstreert zijn technisch kunnen, terwijl men, in zijn duinlandschap vooral, zijn rappe vaardigheid bespeurt.

Hub. Levigne ging dezen zomer op reis en kwam in Dubrovnik en Rajusa terecht, waar hem de kleurenrijke grilligheid van dit stuk van de Balkankust wel moest inspireeren. Zijn fijne geest nam er de vele schakeeringen van op, en in knap gemaakte aquarellen wist hij er nieuw leven aan te geven. De haven van Ragusa werd van deze reeks zijn beste werk. Bijzondere aandacht verdient het houten kruis, waar hij het corpus schilderde. Hij gaf aan dit corpus uitstekend expressie, en het bereikte effect met het zware kruishout is verrassend. Een noviteit, die de aandacht trekken zal.

Van Jef Scheffers werden eenige bloemenstillevens, een kinderportret en een naaktstudie opgehangen. Zijn lelies zijn het beste werk. Overigens voelt men wel min of meer, dat Scheffers’ drukke werkkring hem zijn moment voor de beste inspiraties schaarscher maakt. Het is het werk van een goed vakman, dat ziet men terstond, maar van een niet al te groote diepte.

Henri Schoonbrood daarentegen werkte voor deze tentoonstelling blijkbaar in een periode van artistieken opgang. We hebben vroeger al eens minder sterk werk van dezen schilder gezien. Dit nieuwe is levendig, met vaart en in één stemming, en dan een heele goede, gemaakt. Met portret van mej. S. steekt stukken uit boven zijn vroegere portretten. Een typisch, karakteristiek werk leverde hij met zijn „Boompjes’, waarvan vooral de compositie en de toon het uitstekend doen, terwijl ook zijn „Asters” en zijn landschappen grooter oorspronkelijkheid verraden, dan men in vroeger werk van hem veronderstelde. Minder sterk is zijn „aardappelenoogst” waarin hij, dunkt ons, te veel aandacht besteedde aan het decoratieve.

Charles Vos kwam met slechts twee beelden naar de tentoonstelling, waarvan vooral door de smartexpressie de „Moeder van Smarten” ontroerend is van lijn en gebaar.

Paul Windhausen’s „sneeuwgezicht te Breda” is stukken beter dan zijn stilleven met de gele bloemen. In het eerste demonstreert hij zijn origineele visie, die hij zeer knap weergaf, terwijl het laatste wat slap is. Het „Meisje met de witte blouse” zegt den toeschouwer, hoe begaafd portretschilder Windhausen is. Voorts exposeerde hij een paar van zijn litho’s.

In den regel worden de tentoonstellingen van den Kunstkring slechts twee weken geopend gehouden. Dezen keer zal de expositie duren tot 4 December.

Zij, die ’t goed met de kunst meenen, mogen zich hier dankbaar voor toonen bij deze gelegenheid.