Media-ethiek in het WikiLeaks tijdperk

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Media-ethiek in het WikiLeaks tijdperk. Over waarachtigheid, waarheid en fairness in nieuwe media.

Door prof. dr. Fred van Iersel, Tilburg University. Redactie: dr. Vadim Zaytsev.

Lezing bij de Wikimedia Conferentie Nederland 2011, Utrecht. 5 november 2011.


Dames en heren,

Vandaag wil ik met u spreken over ethiek op internet, in het bijzonder natuurlijk in Wikipedia. Ik doe dit vanuit mijn achtergrond in de militaire ethiek. Ik bouw mijn betoog op in drie hoofdbestanddelen:

  1. een conceptueel deel, gevolgd door
  2. een beschouwing over de WikiLeaks-affaire; en
  3. een bespreking van het thema ‘ethiek in Wikipedia’.

De paragrafenindeling volgt de ontwikkeling van deelthema’s binnen deze driedeling.

Nieuwe media in een ‘oude’cultuur[bewerken]

Allereerst kan men zeggen dat het internet deel uit maakt van het sociaal en maatschappelijk verkeer tussen mensen, en dat er althans op het eerste gezicht geen enkele plausibele reden is om aan te nemen dat binnen nieuwe media een andere ethiek zou moeten gelden dan elders. Want mediagebruik is ingebed in culturen en wetten, en is daaraan gehouden. Althans: dit is niet vreemd als eerste uitgangspunt voor een media-ethiek. Dat betekent dan onder meer dat men als algemeen beginsel bijvoorbeeld zou kunnen hanteren: wat jij niet wil dat jou wordt aangedaan, doe dat ook niet met een ander, of: wat je in oude media ethisch gezien niet zou doen, doe dat ook in de nieuwe media niet. Dat is dus een moderne en contextuele variant van de ethiek die bekend staat als de ’gulden regel‘. Het betreft een morele regel die men in vrijwel alle culturen, religies en levensbeschouwingen in enigerlei vorm aantreft en die als in empirische zin universeel kan worden beschouwd.

De gulden regel heeft trouwens ook een positieve variant: doe aan een ander juist wel wat je zelf in diens positie ook juist wel zou willen ondergaan aan actie. Deze ethiek gaat dus niet, of niet primair, over geboden of verboden, maar over wat men moet doen om goed, of juist te handelen, zowel vanuit de intenties als vanuit de effecten bezien.

Deze zogenaamde gulden regel berust qua geldigheid in beide varianten op wat de Britse filosoof R. M. Hare[1], noemt de hypothetische identificatie. Dat wil zeggen: men verplaatst zich in de ander, neemt diens perspectief in, en bekijkt op deze manier of men de voorgenomen handeling ethisch aanvaardbaar vindt. Het is een toetsingsprocedure. Men kan deze gulden regel nog aanvullen met de vraag: zou ieder ander in jouw positie zo dienen te handelen als jij? Deze vraag wordt wel de test van universaliteit genoemd. De aan Kant’s Kritik des praktischen Vernunfts met de daarin vervatte categorische imperatief van universaliteit[2] ontleende vraag luidt: is jouw handeling universaliseerbaar? Kan, mag, moet, iedereen dit in jouw plaats, en in jouw positie in de maatschappij, dit zo doen? Want luidt het antwoord: nee, dan is het zo dat ofwel de actie niet geoorloofd is, ofwel dat de ‘goede gronden’voor de uitzondering beargumenteerd moeten. Die eis van universaliseerbaarheid heeft dus twee aspecten: ze geldt voor ieder mens, maar wel, ten tweede, binnen een positie in de samenleving die men inneemt.

Deze door Kant geïnspireerde ethiek kan men nog aanvullen, of nader funderen, met een idee van rechtvaardigheid, waarbij symbolisch gezien iedereen geblinddoekt is. Dit idee is uitgewerkt door de Amerikaanse filosoof John Rawls[3]. Niemand weet welke positie men inneemt in de maatschappij, in dat opzicht is iedereen gelijk. En zo kan men met behulp van deze ‘onwetendheid over de toekomstige eisen positie’pogen te bepalen wat rechtvaardigheid is in termen van rechten, kansen of uitkomsten in een maatschappij die je dus zou moeten nastreven. Het praktische van deze Kantiaanse ethiek is dat ze goed af te stemmen is met de eis van legaliteit, dus in de sfeer van juridische rechten en plichten.

Enige praktisch-ethische criteria voor een media-ethiek[bewerken]

Wat kan dit voor de media — ethiek betekenen? Allereerst: gedrag in de media moet wettig zijn. We veronderstellen dan trouwens even dat de wetten zelf rechtvaardig zijn, dus niet vastgesteld door een dictatuur die een monopolie op informatie heeft of nastreeft en hier de wet op heeft aangepast — zoals China helaas wel doet. Vanuit dit perspectief moet de exploitant van een encyclopedie, hoe open ook, dus ook niet meewerken aan het publiceren van illegaal verkregen informatie.

Ten tweede: juist wie het wettigheidscriterium serieus neemt moet vaststellen: het wettigheidscriterium is zeer belangrijk, maar het is niet absoluut, en het kan ook niet het enige criterium zijn, omdat een samenleving waarin mensen alleen doen wat wettelijk verplicht is, geen ‘goede’samenleving is: de naleving van wetten moet door cultuur, gewoontes, attitudes, gezindheden en deugdzame karakters worden geschraagd en gestut om de samenleving soepel te laten verlopen. Dit klinkt misschien traditioneel, maar daar gaat het hier niet over en niet om. In elke samenleving moeten mensen zo leren handelen dat ze volgens innerlijke maatstaven handelen, ook als er geen externe controle is. Want elke samenleving kent sociaal oncontroleerbare situaties, waarbij het op karakter en deugd aankomt — deugdethiek dus, — ongeacht wat men precies onder morele of ethische deugden verstaat, dus ongeacht of men hier een meer progressieve of conservatieve opvatting over heeft. Dit vraagstuk hangt samen met de vraag, welke vormen van morele initiatie en socialisatie in het internettijdperk de morele integriteit en deugdzame karakterontwikkeling bevorderen.

Op de derde plaats zou men kunnen zeggen dat men een ander redelijkerwijs geen schade zou mogen toebrengen die men zelf niet aanvaardbaar zou vinden als de rollen omgedraaid waren. Dat volgt uit de hypothetische identificatie.

Op de vierde plaats moet men zich afvragen: zou ieder ander hetzelfde doen? Is mijn gedrag universaliseerbaar?

Traditionele versus nieuwe media-ethiek[bewerken]

In de traditionele media — ethiek worden deze criteria feitelijk ook gehanteerd. De rechten en plichten van journalisten bijvoorbeeld, zijn deels bij wet geregeld, deels gereguleerd in een gedragscode binnen de sector, en deels bestaan ze uit ongeschreven wetten die meer cultuurbepaald zijn. Bepaalde beginselen zoals ‘hoor en wederhoor’, of het verschoningsrecht inzake de bekendmaking van bronnen van informatie, zijn breed erkend. In de nieuwe media-ethiek wordt daarentegen de openbaarheid zelf van genormeerd tot norm: alles moet in principe openbaar worden, of kunnen worden. Het ‘geheim’wordt uitgebannen.

Het verschoningsrecht is een groot goed — maar het is voor een ethiek van journalisten in een nieuwe media-ethische context belangrijk dat de verhouding hiervan tot de plicht tot onthulling, juist ook van bronnen, nader wordt uitgewerkt.

Wijzigende culturele betekenis van het geheim[bewerken]

Ik reflecteer even door op het geheim[4]. Het geheim houdt bestaansrecht in onze cultuur, maar het behoeft wel nieuwe doordenking. En dit geldt voor het geheim van het privéleven, het geheim van de beleidsontwikkelingsfase bij de overheden, en ook bijvoorbeeld voor het geheim gehouden delict.

Een belangrijk apart aspect van de nieuwe zelfregulering die hier nodig is betreft het verdwijnen van de scheiding tussen de persoonlijke levenssfeer en het publieke leven, zoals bij de media Facebook en Twitter. Het publieke domein ontwikkelt zich van een plaats waar op basis van abstracties een morele consensus wordt ontwikkeld tussen conflicterende visies op het samenleven — hetgeen ‘modern’is, tot een podium voor zelfexpressie — ook voor hen die geacht worden de publieke zaak te dienen — hetgeen ‘postmodern’ is.

Tegelijk wil ik ook benadrukken dat transparantie, openheid, een voorwaarde is voor accountability en aansprakelijkstelling. Ik ben dus niet tegen openheid, maar wel voor het stimuleren van discussie en debat over het oplossen van het publieke domein in expressies van het persoonlijke. Dit vraagstuk — dat reeds in 1974 door Richard Sennett benoemd werd als The Fall of Public Man — overstijgt het thema van deze bijeenkomst. Het feit dat veel Nederlanders tevreden zijn met hun persoonlijk leven, maar niet met het openbare leven, is hier een symptoom van, dat we zelf lijken te genereren. We schaffen het openbare leven zelf af en zijn daar vervolgens ontevreden over. Ik zie hier in de context van vandaag ook een vraag in naar de ethiek van internet als publieke ruimte.

Casus 1: WikiLeaks[bewerken]

Dan bespreek ik nu de eerste casus: WikiLeaks. Wat de initiatiefnemers van WikiLeaks zoals Julian Assange beweegt, gaat ons allemaal aan, vanwege de effecten op de wereldsamenleving. Maar wat is zijn beeld van een integer mens? En wat is zijn beeld van een goede wereldsamenleving? Die vraag moet gesteld, want het opstarten van WikiLeaks is geen privé hobby van Assange, geen kwestie van persoonlijke moraal in de beslotenheid van de persoonlijke levenssfeer, maar een daad van publieke ethiek, van ethiek in de publieke ruimte.

Nu eerst terug naar WikiLeaks zelf: zou iedereen zo kunnen, mogen moeten handelen, dat vertrouwelijke overheidsstukken mogen lekken? Ik betwijfel het. Maar er is ethisch gezien wel verschil tussen het zelf onthullen van informatie en het publiceren van reeds gelekte informatie!

Het onthullen van vertrouwelijke informatie kan overigens wel degelijk bijdragen aan de samenleving. Het maakt namelijk toetsing mogelijk van de redenen tot geheimhouding. Anderzijds echter is het zo, dat het openbaar maken van informatie rond diplomatie of militaire activiteiten, waarbij vertrouwelijkheid deel uitmaakt van de effectiviteit van de informatiebron, als niet passend moet worden beschouwd. En waarom niet? Omdat deze handelwijze niet universaliseerbaar is. Diplomatie wordt onmogelijk als informatie uit die sfeer openbaar wordt, en dat is voor hele samenlevingen in zijn gevolgen slecht, omdat hierdoor vertrouwen tussen politici van verschillende staten wordt geschaad, en ook worden de internationale verhoudingen hierdoor minder soepel, en het vermogen om conflicten vreedzaam en preventief in te dammen met behulp van diplomatie neemt af.

Voor militaire informatie — waar ik als ethicus zoals gezegd vaker over reflecteer — geldt dit des te sterker, omdat deze informatie gebruikt wordt in een hoger spectrum van conflictescalatie, waarbij de risico’s voor veiligheid toenemen, zowel die van burgers binnen een staat, als regionale of internationale veiligheid. Militaire ethiek is in dit verband gebaseerd op het beginsel ’Feind hoert mit‘, dat wil zeggen: de vijand luistert mee. En daarom wordt informatie in militaire omgevingen meestal alleen verstrekt op ’need to know‘ basis: zowel de maatschappelijke omgeving als functionarissen in krijgsmachten beschikken slechts over informatie die de taak van krijgsmachten met het oog op veiligheid niet belemmert, en informatie die men nodig heeft om de eigen taak uit te oefenen. Men kan ethisch gezien er in een militaire context niet van uitgaan dat men als outsider optimaal geïnformeerd is — zelfs als insider kan men niet bogen op volledige informatie. Evenmin kan men er van uitgaan dat in militaire publieke communicatie de waarheid steeds prevaleert. Niettemin is veiligheid wel een waarde, en zou dat ook voor Assange c.s. moeten zijn.

Ethisch gezien is deze redenering echter alleen voor wat betreft de eis van universaliseerbaarheid op een Kantiaanse ethiek geïnspireerd. Want voor het overige vertrekt deze ethiek juist niet van uit een Kantiaans model van plichten en rechten, maar vanuit consequenties van handelen als maatstaf voor ethische juistheid. Ze is, anders gezegd, een voorbeeld van consequentialistische, ook wel teleologisch genoemde, ethiek en geen plichtethiek, ook wel deontologisch genoemde, ethiek geheten. Deze beide benaderingen zijn goed leesbaar, zelfs humoristisch, beschreven in Catharth & Klein[5].

Die twee kunnen wel in een synthese komen namelijk namelijk als het bijdragen aan veiligheid een absolute plicht zou zijn. Maar hier moet men toch kanttekeningen bij plaatsen. Zonder twijfel is veiligheid belangrijk, maar rechtvaardigheid is nog belangrijker. Want het absoluut stellen van veiligheid kan juist tot misbruik leiden zoals disproportioneel geweld, folteringen van krijgsgevangenen enzovoorts onder het motto: wat niet weet, wat niet deert.

Mijn redenering komt uit bij het standpunt dat WikiLeaks in beginsel geen diplomatieke en militaire staatsgeheimen mag lekken, behalve bij aperte schendingen van mensenrechten of andere gestalten van internationaal of nationaal recht — en dan is het juist ethisch verplicht, omdat rechtvaardigheid uiteindelijk de gestalte van veiligheidsbeleid moet normeren, in plaats van omgekeerd.

Casus 2: Wikipedia[bewerken]

Dan de tweede casus, Wikipedia, een prachtig initiatief dat kennis op diverse gebieden verspreidt en ontsluit, en dus bereikbaar maakt. Maar dan is hier de eerste vraag: wat biedt Wikipedia precies: zijn dat ruwe data, is dat informatie, of is dat kennis (voor dit onderscheid zie o.a. Pijl, Ribbers & Smits[6])? Dit in de bestuurlijke informatiekunde courante onderscheid is ook voor Wikipedia relevant. Maar we moeten we nog verder kijken: bevat Wikipedia misschien ook oordelen en visies?

Van een encyclopedie mag men verwachten dat deze relatief weinig disparate data bevat, weinig feitjes zonder betekenissamenhang — en dat is verhoudingsgewijs ook zo bij Wikipedia. Het moet gezegd: het wordt nagestreefd. Maar dan: bevat Wikipedia informatie, kennis, of een mix daarvan? Laten we ervan uitgaan, dat informatie betrekking heeft op feiten die in een betekenisvolle samenhang worden gepresenteerd, terwijl kennis op onderzoek gebaseerd is. Het begrip informatie is ruim, het begrip kennis is smaller. Informatie is bijvoorbeeld dat zowel oud Premier Dries van Agt als ik beiden in het mooie Brabantse Geldrop geboren zijn (althans volgens Wikipedia). Maar kennis noem ik dit niet.

Overigens moet zowel informatie als kennis juist zijn, maar om het zo te zeggen: hun epistemologische status — hun betekenis in relatie tot het menselijk kennen — is verschillend. Informatie is niet per se in wetenschappelijke zin onderzocht, de aannames waaronder informatie tot stand komt zijn veelal niet expliciet, de paradigma’s met betrekking tot de informatie worden niet besproken, de methoden van onderzoek zijn niet controleerbaar gestandaardiseerd, en de status van de op onderzoek gebaseerde uitspraken over kennis is niet exact gedifferentieerd. Voor kennis zijn de eisen van controleerbaarheid,dat wil zeggen: het expliciete karakter van aannames, paradigma’s, methodes, discussies, kortom: toetsbaarheid, veel hoger. Maar de mate van verantwoording van paradigma’s, methodes en discussies op Wikipedia wisselt zeer sterk. Aannames, paradigma’s en discussies moeten redactioneel gezien niet worden vermeden, maar juist beschreven worden.

Encyclopedieën bieden een stand van zaken aan op het gebied van informatie en kennis — althans: dat mag de samenleving ervan verwachten. Daarmee is gezegd dat Wikipedia in beginsel geen onderzoeksverslagen bevat, maar op zijn best vakpublicaties — die overigens heel belangrijk zijn voor de verspreiding van kennis in de samenleving. Maar de betrouwbaarheid hiervan hangt af van de relatie met onderzoeksresultaten in strikt wetenschappelijke publicaties. En er kunnen wat mij betreft best mechanismes voor peer review ontwikkeld worden, met behoud van het open karakter van Wikipedia.

Wie Wikipedia als encyclopedie ziet, gaat er vervolgens van uit, dat er binnen Wikipedia geen onthullingenjournalistiek plaats vindt, of zou moeten vinden. Onthullingenjournalistiek is wel belangrijk voor een samenleving en cultuur — met name om misstanden aan het licht te brengen, — maar het is een ander genre dan het elektronisch en interactief uitgeven van een encyclopedie. Niet doen dus.

Vervolgens: op het gebied van informatie en op het gebied van kennis biedt Wikipedia controleerbaar materiaal aan, dat ook naar de bron van informatie en kennis te herleiden is. Dat is een zeer goede zaak. De redactionele kwaliteit van de bijdragen loopt echter sterk uiteen, met name op het punt van het aangeven van de status van de gedane uitspraken. Gaat het om kennis, om vermoedens, waarschijnlijkheden, om aannames, om hypotheses?

Een middelbare scholier zou voor een werkstuk op het vakgebied ethiek Wikipedia wel mogen citeren maar nooit als enige bron, of eigenlijk vooral als secundaire literatuur. Men kan zich daarmee wel een beeld van een problematiek vormen, mits de analyses, laat staan de geboden synthetische overzichten niet voor zoete koek worden aangenomen. Daarbij is het feit dat Wikipedia teksten uit verschillende taal -en cultuurgebieden komt, niet zozeer een probleem, als wel een verrijking — althans met het oog op probleemverkenning en probleembeschrijving. Leerlingen zouden standaard moeten leren de cultuurbepaalde verschillen in kennisselectie te zien.

Kennisselectie is voor encyclopedieën onvermijdelijk, zelfs voor een open encyclopedie. Of kennis juist is, is wel toetsbaar, maar of kennis relevant is, is relatief vaak cultuurbepaald — en dat alleen al werkt selecterend.

Het punt is, dat verschillen in kennisselectie verrijkend zijn, mits de gebruikers leren verschillen te beschrijven, analyseren, interpreteren en evalueren. Deze vier typen cognitieve vaardigheden zijn, even min als de erop gebaseerde morele communicatie, een natuurverschijnsel, maar ze kunnen — ook op verschillende onderwijsniveaus — worden gestimuleerd — in het onderwijs en binnen Wikipedia zelf. Zichtbaarheid van mechanismes inzake kennisselectie kan bijdragen aan het zoeken van ‘waarheid’. Het kunnen zien, herkennen, analyseren, interpreteren en evalueren van verschil in paradigma, perspectief of visie is een noodzakelijke voorwaarde voor kennisverwerving.

Bedrijfsethiek voor Wikipedia[bewerken]

Wikipedia zou vanuit dit gezichtspunt eigenlijk een nu grotendeels impliciete eigen bedrijfsethiek kunnen optimaliseren, met onder meer de volgende elementen:

  1. standaardisering van de statusaanduiding van artikelen binnen de spanning tussen informatie en kennis en met expliciete aanduiding van visies en discussies;
  2. redacties per vakgebieden en per cultuurgebieden onderling laten communiceren — en op dit gebied iets minder aan het toeval overlaten;
  3. auteurs een soort ethische zelftoets en training aanbieden — en interactieve lijst met checks and balances, — als een soort online integriteitstoets en dilemmatraining voor wetenschappers en informatieverschaffers, bij wijze van ondersteuning van zelfregulering.

Ik weet: het klinkt paradoxaal — ondersteuning van zelfregulering, — maar het bestaat wel. De kracht van een bedrijfsethiek voor Wikipedia kan zijn, dat ze proactief is ten opzichte van een juridische aansprakelijkheid. Want juridische aansprakelijkheid is reactief, passief, achteraf.Aansprakelijkheid is pas aan de orde als er al iets fout is gegaan. Bedrijfsethiek is daarentegen voor-juridisch, proactief, actief. Wikipedia doet hier ook al een en ander aan, dit merkt men als men als auteur een artikel bewerkt. Het gaat er mij nu echter om dat er ook op het gebied van de redactionele ethiek, auteursethiek en gebruikersethiek/lezersethiek een empowerment wordt gestimuleerd.

Bij de redactionele ethiek denk ik aan het stimuleren van vergelijking en waardering van aannames, paradigma’s en het stimuleren van weergeven van discussies. Bij auteursethiek speelt transparantie van bedoeling en doel (waarachtigheid) een rol, in combinatie met originaliteit, controleerbaarheid op waarheid en de voor een stand van zaken vereiste bronvermelding. Dit wordt overigens keurig geregeld op de auteurspagina’s van Wikipedia. Het gaat dus om: waarachtigheid, waarheid en fairness in de media-ethiek.

Een kleine toelichting. Als de waarachtige bedoeling niet communiceerbaar is, is de inhoud van de communicatie in beginsel onbetrouwbaar — althans dat zou ze moeten zijn volgens belangrijke communicatietheorieen als die van de filosofen J. Habermas[7] en K.-O. Apel[8]. Originaliteit heeft betrekking op de tekstproductie op zich, niet per se op de weergegeven kennis; die hoeft niet nieuw gegenereerd te zijn ten behoeve van een encyclopedie. De controleerbaarheid op waarheid zorgt voor de aansluiting van kennisdistributie bij de kennisproductie, en dit vormt tezamen met de bronvermelding het beginsel van fairness in de ethiek van het publiceren van een encyclopedie.

Dan ga ik nu in op de lezers- alias gebruiksethiek: deze onttrekt zich ten dele aan het zicht van Wikipedia, maar toch kan men op bedrijfsethische gronden eisen stellen aan het gebruik, en bijvoorbeeld respect voor het auteursrecht stimuleren. Het plagiëren van Wikipedia pagina’s voor werkstukken voor een middelbare school en zelfs bij vervolgopleidingen zou in samenspel met het onderwijs krachtiger ontmoedigd kunnen worden, terwijl tegelijkertijd het adequaat gebruik van Wikipedia en de kwaliteit van de inhoud ervan juist verder bevorderd kunnen worden.

Ik zie in Wikipedia een soort modern maatschappelijk middenveld, op het gebied van verspreiding van kennis en informatie. Daar is zelfregulering belangrijk. In de non-profit kan hierbij gemakkelijker dan bij bedrijven worden aangesloten bij waarden van betrokkenen. Die zijn immers betrouwbaar, mede omdat die waarden als zodanig niet commercieel geëxploiteerd worden. Die zelfregulering kan zeker nog zonder veel kunstgrepen geoptimaliseerd worden.

Neutraliteit, kennis en handel[bewerken]

Alles wat op internet gebeurt wordt vroeg of laat betaald, zelfs bij een non-profit organisatie. Is het niet doordat er transacties plaats vinden, dan is het wel omdat mensen informatie en kennis via internet communiceren waarvoor in de fase van totstandkoming betaald is. En ook het communiceren van kennis kan ofwel direct financieel en economisch relevant zijn (denk aan betaalde encyclopedieën als de Brittanica member variant), ofwel het gepaard gaan met economisch relevante activiteit zoals advertenties. Kortom: met kennis is belang gemoeid, en het is voor gebruikers belangrijk deze belangen te kunnen doorzien en toetsen. Bij een volledige bedrijfsethiek worden ook deze belangen extern publiek verantwoord en in het strategisch beleid ethisch gefundeerd. Ze omvat ook de fase van het proactief maatschappelijk ondernemen, met het oog voor de sociaal — economische, ecologische en sociaal-culturele ontwikkelingen en de samenlevingsopbouw die men als bedrijf stimuleert. Zo ver zijn echter zeer veel bedrijven niet, ook niet bedrijven die wel degelijk werk maken van bedrijfsethiek.

Ik geef hier in overweging dat encyclopedieën kennis en informatie verspreiden, en als zodanig een belangrijke bijdrage aan samenlevingen en culturen leveren. Dat is een reden om de belangen achter, maar ook die binnen een encyclopedie transparant te maken, Waarom, wanneer en hoe heeft een auteur belang bij het schrijven van een artikel? Als lezer zou ik dit graag vaker willen weten. Juist als de passie van de hedendaagse ‘encyclopedisten’is: het verspreiden van kennis, is de transparantie en toetsbaarheid van belangen — van de organisatie dus, maar ook van auteurs binnen een encyclopedie van belang.

De neutraliteit van standpunten is hierbij in het geding. Dat ziet Wikipedia goed. Zo bezien is dit een extra argument om aannames, paradigma’s en discussies juist niet te weren van Wikipedia, maar ze juist zakelijk en neutraal, goed gestructureerd, weer te geven. Neutraliteit moet in dit verband dus niet worden opgevat als afzijdigheid, als het weglaten van visies, oordelen, evaluaties, maar als onpartijdigheid die tot uitdrukking komt in nevenschikkende, pluralistische beschrijving van oordelen.

Exemplarische kanttekeningen bij het vak ‘Ethiek’in Wikipedia[bewerken]

Nu is het aardig om bij een bezoek aan Wikipedia ook eens naar mijn eigen vakgebied, het thema Ethiek, te gaan. Dat illustreert mooi een paar vraagstukken.

Dit thema is heel toegankelijk geschreven, maar zeer beslist niet vanuit een neutraal ethisch gezichtspunt. Een klein voorbeeld daarvan: theologische ethiek valt buiten het blikveld. Dat is cultuurhistorisch en vanuit vergelijkende cultuurwetenschap opmerkelijk. Men moet toch op zijn minst inzichtelijk maken waarom en hoe ethiek zich, vooral in West Europa en de VS, uit religie en theologie geëmancipeerd heeft, anders is de inhoud van de moderne en postmoderne ethiek ook voor onze tijdgenoten in 2011 niet inzichtelijk.

Vervolgens is op basis hiervan te constateren dat op Wikipedia allerlei typen ethiek naast elkaar worden gezet, maar zonder dat ontwikkelingen in het vakgebied (van het ene type naar het andere) inzichtelijk worden gemaakt. Nu is de eerlijke vraag of dit wel zou kunnen, want juist de ethiek is een academische discipline waar consensus ver te zoeken is. Maar juist als dit zo is, dan moet het mijns inziens academisch gezien toch mogelijk zijn historische ontwikkelingen te beschrijven, en verschillen in aannames bij ethische theorieën preciezer onder de loep te nemen. Eerlijk is eerlijk overigens: veel onderdelen zijn correct beschreven. En het is op zich zeer te prijzen dat enkele collega’s de moeite hebben genomen het thema ethiek te ontsluiten. Maar niettemin ziet men hier objectief in een notedop wat ik bedoel met de noodzaak om aannames expliciet te maken, en niet alleen deelthema’s te beschrijven maar ook paradigma’s, en zo ook ziet men hier de noodzaak van het neutraal weergeven van discussies. Het is maar een voorbeeld, dat ook bij andere vakgebieden aan de orde is.

Nu kost het bewerken van zo’n onderdeel van Wikipedia uiteraard tijd, en de vraag is: welke vakgenoten mogen dit van hun universiteit of hogeschool wegschrijven als publicatie die meetelt? En hoe telt ze mee: als wetenschappelijke publicatie of als vakpublicatie? Ik denk het laatste. Gelet op de relevantie van Wikipedia als publieke — en voor veel mensen — niet-specialisten — in toenemende mate de enige — kennisbron zouden vakgenoten de redactie hiervan in gezamenlijkheid ter hand moeten nemen, in een project ‘Ethiek in de nieuwe media’. Momenteel wordt het beginsel van blind peer review — een ‘blinde’beoordeling van teksten door vakgenoten zonder dat de auteur bekend is — op Wikipedia aan het toeval overgelaten, overigens net als in andere vakgebieden. Dat is een nadeel van een open encyclopedie: degenen die het eerst schrijven, bepalen de referentiekaders, maar omdat discussie vanwege de invulling van het neutraliteitsbeginsel is uitgesloten blijft een nevenschikkend pluralisme helaas uit.

De invloed van nieuwe media op moraal (ethische cultuur) en ethiek[bewerken]

Dan wil ik nu enkele woorden wijden aan de invloed van de nieuwe media op ethiek. Die is er, onmiskenbaar. In het begin van mijn bijdrage stelde ik dat nieuwe media deel uit maken van het sociaal en maatschappelijk verkeer tussen mensen, en dat er althans op het eerste gezicht geen reden is om aan te nemen dat binnen nieuwe media een andere ethiek zou moeten gelden dan elders. Want mediagebruik, is ingebed in culturen en wetten, en is daaraan gehouden.

Dat is wel waar, maar het omgekeerde geldt, vanuit een ander perspectief, ook. Weliswaar hebben nieuwe media geen invloed op het vak ethiek, maar wel op de waardebeleving. Het is met name de morele ervaring die door de nieuwe media wijzigt. Wat vinden mensen belangrijk? Als we er even van uit gaan dat media een vorm van communicatie vertegenwoordigen — dat is ook maar een enkele manier van kijken, — dan is door de nieuwe media in elk geval de eis van snelheid toegevoegd. Minstens negatief: wat niet snel toegankelijk is, is niet ‘goed’. Dat geldt voor het beantwoorden van emails en SMS-jes, het geldt ook voor het vinden van informatie en kennis op het internet. Met de snelheid is de toegankelijkheid verbonden: de informatiezoeker lijkt, althans in morele zin, ‘recht’te hebben op snelle informatie, en ook op universele bevrediging van de informatiebehoefte: heel internet is een encyclopedie. Anderzijds ‘moet’de informatiehouder, die nodig is om de informatie te verstrekken, deze — volgens nieuwe culturele normen — met spoed ontsluiten. Weliswaar gaat het niet om een strikt ethische, maar om een culturele norm — maar toch.

Internet beïnvloedt overigens — maar dit terzijde — bovendien de zingeving, ook omdat men erdoor op verschillende plaatsen tegelijk kan zijn — een die als het ware ‘werkelijk’is, en andere die virtueel maar niet fictief zijn, maar waarvan de betekenis en waarde dichterbij kunnen zijn dan de werkelijke ruimte men zich fysiek bevindt. De werkelijke omgeving lijkt te worden tot een facilitaire plaats waarmee men een instrumentele relatie opbouwt. Gaat dit gepaard met een gelijktijdige instrumentalisering ten opzichte van nabije medemensen? Wellicht, maar misschien ook niet. Het lijkt mij wel een punt van aandacht en onderzoek voor de media-ethiek van de toekomst.

Door internet kan men in zekere zin behalve de ruimte, ook die andere coördinaat van zingeving, de tijd, anders beleven. Men kan op verschillende tijden bestaan: het virtuele verleden leeft voort. Op internet kan men voor zichzelf als het ware een eeuwig monument bouwen — al of niet in een encyclopedie, — en zo internet maken tot een deel van het ‘verlengde zelf’. De zinvraag naar de continuïteit in het menselijk bestaan krijgt zo een ander antwoord dan historisch gezien eerder mogelijk was.

Het internet is een ideaal podium voor narcistische zelfexpressie[9][10][11], zo somberen cultuurpessimisten althans. Maar tegelijkertijd is het ook een hefboom tot actie in de publieke ruimte, met wederom snelheid als kwaliteitsaanduiding. Kortom: de media hebben invloed op de waardebeleving en daarmee ook op de toegepaste ethiek. Gezien de omvang van het gebruik van de media ligt het voor de hand dat dit ook een bredere en diepere betekenis zal krijgen in cultuur en wetenschap.

Slot: de toekomst van de encyclopedie[bewerken]

Tot slot: het fenomeen ‘encyclopedie’heeft in deze context een verrassende ontwikkeling ondergaan: de encyclopedie is van een tijdloos boek in een boekenkast geworden tot het tegendeel: een permanent dynamische informatiebron en kennisbron. Of de informatie en kennis die wordt aangeleverd bestendig is, is moeilijk te zeggen in een tijd waarin de hoeveelheid informatie zich razendsnel, jaarlijks verdubbelt. Zelf denk ik dat in reactie hierop het steeds belangrijker wordt om kennis en informatie te scheiden, en kennis in te zetten ter redactie van informatie. Want kennis vertegenwoordigt een meta-niveau ten opzichte van informatie. Kennis heeft, omdat ze op onderzoek gebaseerd is, een langere levensduur. Ze genereert paradigma’s en theoretische referentiekaders om informatie te verwerken. En op kennis kunnen vergelijkingen en evaluaties gebaseerd worden. En deze ontwikkeling pleit er mijns inziens voor om internet als geheel een bron van informatie te laten zijn, en de encyclopedieën daarop meer een bron van kennis. Mijn ongevraagde advies richting Wikipedia is derhalve: richt u enerzijds meer op kennis, en anderzijds op modellen waarmee kennis informatie kan structureren. Want dit is waar mensen in de niet zo verre toekomst encyclopedieën voor benutten: voor kennis, inzicht en overzicht. En zet in antwoord daarop in op kwaliteit meer dan op kwantiteit — maar ik merk daarbij op: kwaliteit veronderstelt wel een ‘kritische massa’aan kwantiteit, ook bij informatie en kennis.

Geraadpleegde bronnen/aanbevolen literatuur[bewerken]

  1. R. M. Hare, Moral Thinking: Its Levels, Methods and Point. 1981. ISBN 0198246609.
  2. I. Kant, Kritik der praktischen Vernunft. Immanuel Kant: Werke in zwölf Bänden. Band 7, Frankfurt am Main 1977 (oorspr. 1788).
  3. J. Rawls, A Theory of Justice. Revised Edition. Cambridge, Massachusetts, 1999. ISBN 0674000781
  4. G. Vincent, Een geschiedenis van het geheim, in: Ph. Aries en G. Duby, Geschiedenis van het persoonlijk leven, deel V: van de Eerste Wereldoorlog tot onze tijd. Amsterdam 1990 (oorspr. Parijs 1987), pp. 127-166.
  5. T. Catharth, D. Klein, Plato and Platypes Walk into a Bar…, New Work 2006, p. 77-97 (Ethics)
  6. G. J. van der Pijl, P. M. A. Ribbers, M. T. Smits. Technology management in a knowledge based economy. In R. Sprague (Ed.), Proceedings of the 38th HICSS (p. 268). 2005. Los Alamitos, CA: IEEE.
  7. J. Habermas, Theorie des Kommunikativen Handelns. Frankfurt, 1981.
  8. K.-O. Apel, Der Wahrheitsbegriff und die Realität der menschlichen Kultur. In: Paradigmen der Ersten Philosophie. Berlin 2011, vooral pp. 350-367.
  9. NRC Handelsblad, Leidt internet tot narcisme en oppervlakkigheid? 25 januari 2010.
  10. Tom van Engelen, Politeia (17): Narcisme op internet, dé Weekkrant, 4 november 2010.
  11. Francisco van Jole, Het nieuwe narcisme, Cultuurwijzer, Digitaal Erfgoed Nederland, 26 maart 2004.