Mengelingen/De Gevangene
Uiterlijk
← Argine | Mengelingen (1855) door Willem Bilderdijk | Arnold Beilaert → |
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants. |
[ 71 ]
De Gevangene.
UIT HET RUSSISCH.
Lieve zusjen, vreugdebode, die de komst der Lente spelt,
Hoor, en zeg den wouden over, zeg ze wat mijn Cijther meldt.
Hoor, en zeg den wouden over, zeg ze wat mijn Cijther meldt.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Harde kluisters, stalen banden,
Dichte deuren, holle wanden,
Yzren tralies, staâge nacht;
Niets dat antwoordt op zijn weenen
Dan de weêrklank van de steenen,
En een onverbidbre wacht!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Harde kluisters, stalen banden,
Dichte deuren, holle wanden,
Yzren tralies, staâge nacht;
Niets dat antwoordt op zijn weenen
Dan de weêrklank van de steenen,
En een onverbidbre wacht!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Innig hartzeer, prangend knagen,
Lichaamspijnen, hersenplagen,
Vuile Lucht, en kerkersmet,
Schimlig brood doorweekt van tranen,
Hadden blos en glans doen tanen,
Hadden moed en geest verplet.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Innig hartzeer, prangend knagen,
Lichaamspijnen, hersenplagen,
Vuile Lucht, en kerkersmet,
Schimlig brood doorweekt van tranen,
Hadden blos en glans doen tanen,
Hadden moed en geest verplet.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Onder ’t drukkend leed bezweken,
Van ontzet en hoop versteken,
Schreef hy aan zijn naaste bloed:
« Lieve Broeder, ’k zucht in ketens;
[ 72 ] » Hoor de roepstem des gewetens;
» Los my voor een handvol goed. »
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Onder ’t drukkend leed bezweken,
Van ontzet en hoop versteken,
Schreef hy aan zijn naaste bloed:
« Lieve Broeder, ’k zucht in ketens;
[ 72 ] » Hoor de roepstem des gewetens;
» Los my voor een handvol goed. »
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Ach! de Broeder las zijn bede;
De ouder Moeder las haar mede:
Ieder zweeg en schudde ’t hoofd!
’k Ken geen’ broeder, sprak de Broeder,
Ik geen’ zoon, hernam de Moeder,
Die my eer en welvaart rooft.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Ach! de Broeder las zijn bede;
De ouder Moeder las haar mede:
Ieder zweeg en schudde ’t hoofd!
’k Ken geen’ broeder, sprak de Broeder,
Ik geen’ zoon, hernam de Moeder,
Die my eer en welvaart rooft.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Wanhoop werd het, wat hem griefde,
En hy schrijft zijn Zielsgeliefde,
« ’k Zucht in ketens, maak me vry! »
’t Meisjen leest en droogt heur oogen,
Komt ter redding aangevlogen,
En geeft hulsel en kleedy.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Zijn Geliefde werd zijn redder! ô Hoe zoet was beider lot!
Wanhoop werd het, wat hem griefde,
En hy schrijft zijn Zielsgeliefde,
« ’k Zucht in ketens, maak me vry! »
’t Meisjen leest en droogt heur oogen,
Komt ter redding aangevlogen,
En geeft hulsel en kleedy.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in ’t kerkerkot!
Zijn Geliefde werd zijn redder! ô Hoe zoet was beider lot!
1803.