Handelsregisterwet 1996 - Hoofdstuk II

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
   Wet van 8 februari 1996, houdende vereenvoudiging van de Handelsregisterwet en wijziging van enige andere wetten   
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Hoofdstuk II. De inschrijving in het handelsregister
Hoofdstuk III. Openbaarheid en externe werking van het register
Hoofdstuk IV.
Hoofdstuk V. Overige bepalingen
Hoofdstuk VI. Wijzigingen in andere wetten
Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

Hoofdstuk II. De inschrijving in het handelsregister[bewerken]

Artikel 5[bewerken]

  1. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister bij de ter zake bevoegde Kamer is verplicht degene aan wie een onderneming toebehoort of, indien het de inschrijving betreft van een rechtspersoon of van een aan een rechtspersoon toebehorende onderneming, ieder der bestuurders van de rechtspersoon.
  2. Indien geen van de in het eerste lid bedoelde personen in Nederland is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die in Nederland belast is met de dagelijkse leiding.
  3. Indien een onderneming buiten Nederland is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die belast is met de dagelijkse leiding van de hoofdnederzetting of, indien die er niet is, de door de onderneming aangewezen handelsagent.
  4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere personen worden aangewezen die verplicht of bevoegd zijn tot het doen van daarbij aangewezen opgaven.

Artikel 6[bewerken]

  1. Tot inschrijving van een in Nederland gevestigde onderneming is bevoegd de Kamer in welker gebied de onderneming is gevestigd of in welker gebied de onderneming haar hoofdvestiging heeft.
  2. Tot inschrijving van een buiten Nederland gevestigde onderneming is bevoegd de Kamer in welker gebied de onderneming haar hoofdnederzetting heeft of de door de haar aangewezen handelsagent is gevestigd.
  3. Indien inschrijving van een onderneming niet overeenkomstig het eerste of tweede lid kan geschieden, is tot inschrijving bevoegd de daartoe door Onze Minister aangewezen Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Artikel 7[bewerken]

Tot inschrijving van een rechtspersoon is bevoegd de Kamer in welker gebied de rechtspersoon volgens zijn statuten zijn zetel heeft, tenzij aan de rechtspersoon een onderneming toebehoort die met toepassing van artikel 3 moet worden ingeschreven bij de in artikel 6 bedoelde Kamer.

Artikel 8[bewerken]

  1. De op grond van artikel 5 daartoe verplichte personen doen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de bij die maatregel aangewezen gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.
  2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het deponeren van bescheiden.

Artikel 9[bewerken]

  1. De opgave voor de eerste inschrijving van een onderneming wordt gedaan binnen een periode van twee weken, die begint een week vóór en eindigt een week ná de aanvang van de bedrijfsuitoefening.
  2. De andere voorgeschreven opgaven worden gedaan uiterlijk een week na het plaatsvinden van het feit ten gevolge waarvan de verplichting tot de opgave ontstaat, voor zover bij algemene maatregel van bestuur niet anders is bepaald.
  3. De verplichting tot het doen van een opgave eindigt zodra die opgave is gedaan door iemand anders die daartoe verplicht of bevoegd was of, voor zover het een wijziging betreft als bedoeld in artikel 10 of 11, zodra de Kamer de desbetreffende wijziging heeft ingeschreven.

Artikel 10[bewerken]

  1. Een Kamer is ambtshalve bevoegd tot het inschrijven van een wijziging van een gegeven betreffende een onderneming of rechtspersoon, indien die wijziging reeds elders in het door haarzelf of door een andere Kamer gehouden register is ingeschreven.
  2. Voor zover het een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegeven betreft is een Kamer tevens ambtshalve bevoegd tot het inschrijven van een wijziging waarvan de Kamer kennis heeft gekregen op andere wijze dan in het eerste lid bedoeld.
  3. Bij een inschrijving als bedoeld in het eerste of tweede lid vermeldt de Kamer zo mogelijk de dag waarop de wijziging is ingegaan.
  4. De Kamer doet van een inschrijving als in dit artikel bedoeld onverwijld schriftelijk mededeling aan een tot opgave verplichte persoon.

Artikel 11[bewerken]

  1. Indien uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat degene aan wie een onderneming toebehoort of een andere in verband met de onderneming of rechtspersoon in het register ingeschreven persoon is overleden, is de Kamer ambtshalve bevoegd dit feit in het register in te schrijven.
  2. Artikel 10, derde en, voor zover mogelijk, vierde lid, is van toepassing.

Artikel 12[bewerken]

Heeft de inschrijving van een onderneming mede betrekking op een nevenvestiging die niet in haar gebied gelegen is, dan geeft de Kamer waarbij de inschrijving is gedaan daarvan onverwijld kennis aan de Kamer in welker gebied die nevenvestiging is gelegen, met vermelding van de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gegevens.

Artikel 13[bewerken]

Een Kamer draagt onverwijld het beheer van de gegevens en bescheiden van een ingeschreven onderneming of rechtspersoon over aan een andere Kamer, zodra uit een opgave blijkt dat die andere Kamer voortaan overeenkomstig artikel 6 of 7 bevoegd is tot inschrijving.