Handelsregisterwet 1996 - Hoofdstuk V

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
   Wet van 8 februari 1996, houdende vereenvoudiging van de Handelsregisterwet en wijziging van enige andere wetten   
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Hoofdstuk II. De inschrijving in het handelsregister
Hoofdstuk III. Openbaarheid en externe werking van het register
Hoofdstuk IV.
Hoofdstuk V. Overige bepalingen
Hoofdstuk VI. Wijzigingen in andere wetten
Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

Hoofdstuk V. Overige bepalingen[bewerken]

Artikel 23[bewerken]

Indien een Kamer of een andere belanghebbende van mening is dat de inschrijving van een onderneming of rechtspersoon onjuist, onvolledig of in strijd met de openbare orde of de goede zeden is of dat een onderneming of een rechtspersoon ten onrechte niet is ingeschreven, kan de belanghebbende zich bij verzoekschrift wenden tot de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar de inschrijving is geschied of zou moeten geschieden, met het verzoek de doorhaling, aanvulling of wijziging van het ingeschrevene of de inschrijving van de onderneming of de rechtspersoon te gelasten.

Artikel 24[bewerken]

Indien bij rechterlijke uitspraak hetgeen in het handelsregister is ingeschreven geheel of gedeeltelijk onrechtmatig is verklaard, doet de Kamer op verzoek van een belanghebbende daarvan aantekening in het handelsregister.

Artikel 25[bewerken]

  1. Degenen die krachtens artikel 5 verplicht zijn tot het doen van opgaven voor de inschrijving van een onderneming of een rechtspersoon in het handelsregister, zorgen ervoor dat op alle van de onderneming of de rechtspersoon uitgaande brieven, orders, facturen en offertes is vermeld onder welk nummer de onderneming of de rechtspersoon in het handelsregister is ingeschreven.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing op stukken die uitgaan van een stichting of vereniging waaraan niet een onderneming toebehoort.
  3. Bij regeling van Onze Minister kan vrijstelling worden verleend van het in het eerste lid bepaalde.
  4. Een vrijstelling kan niet worden verleend:
a. aan Europese economische samenwerkingsverbanden,
b. voor zover het betreft brieven en orders, aan naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, Europese naamloze vennootschappen, en
c. in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere gevallen.

Artikel 26[bewerken]

  1. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld ter bevordering van de uniforme toepassing van deze wet door de Kamers.
  2. De regeling kan onder meer inhouden dat voor daarbij aangegeven onderwerpen de Kamers zelf op een daarbij te bepalen wijze zorgdragen voor een uniforme toepassing van de wet.

Artikel 27[bewerken]

Indien in deze wet geregelde of daarmee verband houdende onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet of in het belang van de uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen regeling of nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 28[bewerken]

  1. Het is verboden te handelen in strijd met dan wel niet te voldoen aan een bij of krachtens deze wet gestelde verplichting tot het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister.
  2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van een opgave ter inschrijving van een vereniging of stichting waaraan niet een onderneming toebehoort.