Nederlandse vertaling van Historia Romana/Boek II

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit is een overzicht van de paragrafen van boek II

14 - 26 - 35 - 57 - 64 - 66 - 93 - 104 - 106 - 118

XIV[bewerken]

3. (Marcus Livius Drusus zijn) huis op de Palatijn zou bouwen op die plaats, waar dat van een zekere Cicero is, vervolgens van Censorinus was, nu van Statilius Sisenna is, en de architect aan hem voorstelde, het aldus voor hem te bouwen, opdat het vrij van blikken en immuun voor alle pottenkijkers zou zijn noch iemand erin zou kunnen neerkijken, zei hij: "Als je werkelijk iemand uit jouw vak bent, ontwerp je mijn huis zo, dat, waarmee ik me ook bezighoud, voor allen zichtbaar zou zijn."

XXVI[bewerken]

2. Opdat er niets aan de algemene verdorvenheid zou ontbreken, in een staat waarin men in deugden had gewedijverd, wedijverde men nu door gruweldaden; en men hield hem voor de beste, diegene die de verfoeilijkste had uitgericht. ...

XXXV[bewerken]

2. Deze afstammend van zijn overgrootvader M. Cato, die de stamvader van de familie Porcia was, een man die het meest op de Deugd zelf gelijkt en in al zijn daden meer verwant aan goden dan mensen, die nooit goed deed, opdat zulks zou blijken, maar omdat hij niets anders kon doen, ...

LVII[bewerken]

3. De onvermijdelijke kracht van het besluit bederft het raadslagen van degene, wiens fortuin zij voorgenomen heeft te veranderen.

LXIV[bewerken]

... 2. Hij toch, die de eerste onder al zijn vrienden was geweest, was ook zijn moordenaar, en schoof de haat wegens de rang, waarvan hij zelf het genot had gehad, op hem, die hem deze had bezorgd, het billijk achtend te behouden, hetgeen hij van Caesar had ontvangen, en Caesar te doen vallen, juist omdat hij dit had gegeven.

LXVI[bewerken]

... 2. Niets was verfoeilijker in die tijd dan dat Caesar genoodzaakt was iemand vogelvrij te verklaren, of dat Cicero dit door iemand werd aangedaan. ... 3. Gij hebt, Antonius, nochtans niets uitgevoerd - want de verontwaardiging, die mij ter borst en ziel uitdringt, doet mij afwijken van mijn ingestelde schrijftoon - niets, zeg ik, hebt gij uitgevoerd, door een prijs te stellen voor het afhouwen van die overhemelse mand, van dat allerdoorluchtigste hoofd, en door dat bloedgeld te verhogen ter aanprikkeling van de moord van zulk een consul, die weleer de redder was van de Republiek! 4. Gij ontrukt aan M. Cicero het gewone zorgelijke licht in een grijze ouderdom, en een leven, ellendiger door uw meesterschap, dan de dood onder uw triumviraat: maar de roem en lof van zijn daden en zijn woorden ontnam gij hem zo weinig, dat gij die zelfs vergroot. 5. Hij leeft en zal leven door de geheugenis van alle eeuwen. En, zolang de omvang van de natuur, of bij geval, of door de voorzienigheid, of hoe dan ook geordend, hetwelk hij van alle Romeinen schier alleen met zijn geest doorzag en in zijn brein bevatte, zal ongeschonden blijven, zal Cicero's lof hun eeuwen vergezellen, en al het nageslacht zijn schriften tegen u bewonderen, uw feit tegen hem vervloeken, ja het menselijk geslacht zal eerder, dan zijn naam, op aarde niet meer zijn.</ref>

XCIII[bewerken]

1. (Marcellus) Van wie de mensen geloofden dat, indien er iets gebeurde met Caesar (d.i. Augustus), hij de toekomstige opvolger in de macht was, dat ze meenden dat hij dit toch door Marcus Agrippa niet gemakkelijk zou kunnen bereiken, nadat hij schitterende spelen voor de aediliteit had gegeven overleed hij hoogstens een jongeman, verstandig, dat men verklaarde, van een aangeboren virtus en een opgewekte geest (te zijn), en qua aanleg en fortuin bekwaam, voor wat hij was opgevoed.

CIV[bewerken]

1. Marcus Agrippa, dewelke na de dood van Agrippa door Iulia ter wereld was gebracht, werd dezelfde dag geadopteerd, maar bij Nero's adoptie werden deze woorden van Caesar toegevoegd: dit, zei hij, doe ik voor het welzijn van de staat.

CVI[bewerken]

1. Goede Goden, welke grote feiten hebben wij de volgende zomer, onder het opperbevel van Tiberius Caesar bedreven! Geheel Germanië onderging de zuivering van zijn wapenen; Volkeren, bij naam ternauwernood bekend, werden overwonnen; de Cauchers, twee volkeren, in grote en kleine onderscheiden, wier jongelingschap ontelbaar, wier gestalte onvergelijkbaar , wier ligging onoverwinbaar was, gaven hun wapenen over en wierpen zich, met hun bevelhebbers aan het hoofd, voor de zetel van de veldheer neer, terwijl het Romeinse krijgsvolk ze allen in een gewapenden kring omsloot. 2. De woestheid der Longobarden, nog woester dan die van de Germanen, werd gefnuikt, en, hetgeen men tevoren nooit had durven vermoeden of beproeven, de Romeinse banieren werden gevoerd tot aan de vierhonderdste mijlsteen, gerekend van de Rijn tot aan de Albis (Elbe), daar zij langs de grenzen van de Semnoners en Hermondurers vloeit. 3. Het bijzonder goed geluk, de zorgvuldigheid van de veldheer en een oplettende waarneming van de getijden brachten ook een vloot, op het eiland van de Batavieren uitgerust, behouden langs de kusten van de Noord-Oceaan voor de monding van de Albis. Zij voer deze op, verrijkte zich met een overvloed van alle noodwendigheden en verenigde zich voorts met het leger van Tiberius.

CXVIII[bewerken]

4. Maar nu had verderf overwicht op zijn overpeinzingen en de hele blik van zijn geest verblind: want zo doet de zaak zich voor, dat meestal een god wiens lot hij (d.i. de god) heeft veranderd, diens raadslagen bederft en veroorzaakt, wat beklagenswaardig is, dat, dat wat gebeurt, zelfs wordt gezien als terecht voor te vallen en ongeluk in schuld verandert. En zo weigert hij ze te geloven en bekende openlijk hun welwillendheid in te schatten als op basis van zijn verdienste. ...