Nieuwe Haarlemsche Courant/Jaargang 41/Nummer 2902/Voordracht

Uit Wikisource
‘Voordracht door den heer Theo van Does­burg in de kunstzaal De Bois’ door M. v.d. W.
Afkomstig uit de Nieuwe Haarlemsche Courant, vrijdag 1 december 1916, Tweede blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ tweede blad, 1 ]

VOORDRACHT DOOR DEN HEER THEO VAN DOESBURG IN DE KUNSTZAAL DE BOIS.

 Voor een aandachtig gehoor hield gisteravond de schilder Theo van Doesburg een voordracht over het aesthetisch beginsel in de Moderne Beeldende Kunst.
 Met veel enthousiasme en heilige overtuiging zette de heer van Doesburg zijne meening in deze uiteen, en al mocht het hem wellicht niet geheel gelukken zijn gehoor te overtuigen en voor deze ideeën te winnen, zeker is het dat zijn woorden er toe zullen bijdragen belangstelling te wekken voor al het nieuwe en ongeziene dat in den laatsten tijd op het gebied der beeldende kunst tot ons kwam.
 Spreker zette uiteen hoe, tot vóór deze nieuwe strooming, de beeldende kunst, (voornamelijk de schilderkunst) werd opgevat, begrepen en besproken en wees hierbij op voorbeelden uit de voorgaande kunstperioden. Hier tegenover zette de heer van D. de beginselen der moderne beeldende kunst en noemde hierbij de cubisten als de eersten die zich van de beteekenis der beeldende kunst in verband met schilder- en beeldhouwkunst bewust werden.
 De omvangrijke rede in z’n geheel weer te geven is hier niet doenlijk, terwijl het sluitend verband dezer rede niet toelaat fragmenten te publiceeren welke zonder grondige bestudeering van het voorgaande en daarop volgende niet begrepen zouden worden en aldus een geheel verkeerde voorstelling van het wezen der zaak zouden verwekken.
 Het betoog heeft in hoofdzaak ten doel het publiek duidelijk te maken wat de bedoeling is van de beeldende kunstenaars der moderne richting, opdat het niet meer met een schouderophalen de producten dezer kunstenaars zal voorbijgaan of de vervaardigers voor niet geheel hij ’t hoofd verklaren.
 De moderne beeldende kunstenaar acht ’t niet noodig, ja zelfs, uit den booze, de natuur, het stoffelijke en zintastbare weer te geven, (door aanwending van verven de illusie eener werkelijkheid op te wekken) doch stelt als hoogste en eenigste eisch het motief te vergeestelijken, beeldend om te zetten.
 Hiermede wordt bedoeld: de aandoening die de kunstenaar ondergaat, het begrip der dingen weer te geven in vorm. (beeldlhouwkunst) lijn en (schilderkunst) kleur. Spreker acht het dan ook verkeerd de schilderijen, beeldhouwwerken enz. van deze kunstrichting van een titel te voorzien, doch ze aan te duiden als aandoening van.... of kortweg schilderij te noemen, zooals bijv. Mondriaan doet, welke spreekt van tableau 1 2 3 enz. Laatstgenoemde maatregel lijkt ons wel het best, omdat o.i. het publiek, dat niet dezelfde aandoening heeft ondergaan als de kunstenaar ook deze aandoening hier niet zal zien uitgedrukt en dit pas bij benadering zal kunnen doen na explicatie van den kunstenaar (M. v. d. W.)
 Een mooie collectie lichtbeelden illustreerde vervolgens het vooraf besprokene.
 Beelden der vroegere kunstuitingen kwamen op het doek. Raphael, Meles, Rembrandt, Rodin e.a. om ten slotte te komen tot de modernen als Picasso, Kadinsky, Archipenko en Mondriaan.
 Gaf de rede van den heer van D. wel de indruk dat het den modernen heilige ernst is, verloopig zal het voor het groote publiek moeielijk zijn dit te beseffen, terwijl het per slot van rekening steeds verschil in opvatting zal blijven of men liever een Raphael, Murillo enz. ziet dan wel een moderne.

M. v. d. W.