Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 81/Nummer 289/Avondblad/Kunsthandel Everts
‘Kunsthandel Everts. Het oude boek’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, zaterdag 18 oktober 1924, Avondblad, B, p. 1. Publiek domein. |
Kunsthandel Everts.
„Ten eynden eenen yegelijcken mede ’t genot te geven, dat de fraaye Collectie oude Boecken en de Printen van den Boeckverkooper H. Berkelouw wonende te Rotterdam kan verschaffen, heeft deze geconsenteert voorsz. Boecken & Printen ten besien uit te stallen, welck besluyt bij bij desen ter kennisse brengt van eenen yegelijcken die ’t selve sal mogen aen gaen”.
Aldus de uitnoodiging voor de tentoonstelling van oude boeken en prenten, die onder leiding van het Antiquariaat H. Berkelouw in den kunsthandel van mej. Annie Evers alhier is aangericht. „Een yegelijck”, want de heer K. Berkelouw heeft bij de opening als de bedoeling van deze expositie buiten den feitelijken handel genoemd: het wekken van ruimere belangstelling, van diepere liefde voor het mooie en interessante oude boek bij een grooter publiek dan den vrij engen kring van bibliophielen. Nederland staat in dit opzicht bij andere landen ten achter; een tekort èn een gevaar, omdat allengs over de grens dreigt te gaan wat hier thuis behoort als echt vaderlandsch bezit. In populair-wetenschappelijken geest is de tentoonstelling gehouden; de leek krijgt er een algeheelen indruk, die hem het oude boek kan leeren beschouwen met andere oogen en gewekte aandacht en de kenner zal in bepaalde exemplaren gaarne snuffelen.
Ten einde niet in het schrijven van een catalogus te vervallen, bepalen wij ons tot een overzicht en doen wij hier en daar een greep.
Begint men de rondwandeling bij de tafel in het midden van het vertrek, dan kan men de vrijwel chronologische rangschikking volgen. Het groote standaardwerk in lederen band: „Het Museum Mesdag en Zijne Stichters”, dat er prijkt in opvallende lijvigheid, dient slechts om de tegenstelling te toonen met het allereerste nummer, een klein manuscript van een Getijdenboekje met initialen in rood en blauw. Als tweede manuscript, in mooi schrift, ligt er een vermoedelijk vroeg-vijftiende-eeuwsch Latijnsch ceremoniaal van grooter formaat. Dan volgen incunabelen, te beginnen met het typografisch mooi uitgevoerde „De re aedificatoria” van Leon Battista Alberti (Florence 1485), in perkament gebonden. Er zijn nog enkele oudere wiegedrukken, te Venetië vervaardigd en o.a. een (niet complete) Latijnsche vertaling van de fabelen van Aesopus, uit de werkplaats van Guldinbeck te Rome.
Van de met houtsneden geïllustreerde werken noemen we allereerst een uitgave van Gratander te Bazel uit 1522: Chrysostomi Joannis Opera, waarvan het titelblad met de initialen H.H. vermoedelijk van Holbein is. Een druk van Johannes Schoeffer (Meyntz 1530) treft door de scherpheid van de achterlijn van den letterspiegel. Typische houtsneden vindt men in een Luther-bijbel uit 1661 en voor stadgenooten is merkwaardig een drukje van den Rotterdammer Arnoldus Leers, uit 1654. Elders zal men bij de rondwandeling o.a. nog het Cruydt-Boek van Dodonaeus (Moretus 1644) tegenkomen, met mooie houtsneden. Kopergravures vindt men in Episcopius’ Paradigmata graphices variorum artificum (Amsterdam, Nicolai Visscher z.j.), in Goltzius’ Icones Imperatorum Romanorum (Plantijn-Moretus 1645) e.a. We zijn aldus in de zeventiende eeuw en langs een mooien Luther-bijbel uit 1736 komen we bij de werken met uit de hand gekleurde gravures uit de 18e eeuw en later. De Pomologia van Joh. Herm. Knoop (Leeuwarden 1763), Jacob Admiral’s „Naawkeurige waarneemingen omtrent de veranderingen van veele insekten, enz” (Amsterdam 1774) en een bandje met 50 gekleurde costuumprenten met betrekking tot de kleedij der Katholieke geestelijken omstreeks 1829.
Het eerste tafeltje aan den achterwand bevat een uitstalling van mooi gebonden boekjes, veelal Fransch, uit het einde der 18e en het begin der 19e eeuw. Een „Almanach dédié aux Demoiselles” is verlucht met kleine staalgravuren; het werkje is opgeslagen bij de afbeelding van de Kolk te Rotterdam. Er zijn Almanachs de Gotha uit 1794, 1810 en 1823, de laatste met tafereelen uit het leven van Tsaar Peter den Groote geïllustreerd; men ziet hem o.a. te Zaandam, lustig hout zagend. Van den Almanach de Gotha ligt trouwens op den schoorsteenmantel een nog zeldzamer jaargang: een exemplaar van de eerste uitgave van 1808, die op last van Napoleon is vernietigd, gelijk onlangs in ons blad is medegedeeld.
Het tweede tafeltje torst den zwaren last van een aantal groote boeken uit beroemde drukkerijen en mede uitgestald met het oog op de bizondere banden, van hout met bestempeld perkament overtrokken. Vermelding verdient een mooi exemplaar van de Historia Naturalis Brasiliae (1648.) Behalve den zooëven genoemden Almanach de Gotha vindt men op den schoorsteenmantel een Latijnsch manuscript, een verkort brevier, 250 bladen schrift in rood, blauw en zwart.
Een stel met de hand gekleurde houtsneden van Rowlandson dient ter opluistering van den hoek, waar geïllustreerde Fransche boeken uit de 19e eeuw zijn bijeengebracht. Merkwaardig is een vertaling van Cervantes’ Don Quichot door Louis Viardot, de eerste druk van dit door Tony Johannot geïllustreerde werk. In den hoek van den tegenovergestelden wand kan men genieten van het werk van bekende Engelsche illustratoren: William Hogarth, G. Cruikshank, Rowlandson, C. Willyams e.a.
Na een blik te hebben geworpen op een mooie oude kast met boeken terwille van de bindkunst in eerbiedwaardig goud geschaard (Moser’s Staatsrecht in 25 deelen, een Duitsche uitgave van Voltaire in 71 deelen, een boek met costuumprenten uit 1836 e. a.), komen we tot de afdeeling Holland, gegroepeerd rondom het lijvige deel van Blaeu’s Theatrum Urbium Belgicae Foederatae. Er zijn een reeks oude biographische werken met betrekking tot de Nederlandsche schilderkunst, stadsbeschrijvingen, zooals Delft van Dirk van Bleyswijk, Oudewater van Bailjuw, Amsterdam van Casp. Commelin, benevens een aantal Rotterdamsche bizonderheden. Bijvoorbeeld de „Verscheide soorten van Hollandse scheepen” door Gerrit Groenewegen, den Rotterdamschen scheepstimmerman, die na een ongeluk zijn vak geheel moest opgeven en als leerling van Nicolaes Muys zich wijdde aan de schilderkunst. Zijn teekeningen van schepen vormen ook historische bizonderheden. „Le Spectateur ou le Socrate moderne” is merkwaardig vanwegw de titelplaat, die het standbeeld van Erasmus vertoont. Het Rotterdamsch Jaarboekje is hier compleet aaneengerijd.
Men kan op deze tentoonstelling uren doorbrengen en bij het kijken en bladeren geven de aan elk boek gehechte aanteekeningen een eerste handleiding.
De tentoonstelling is heden voor het publiek geopend en duurt tot 7 November.