Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 81/Nummer 289/Avondblad/Kunsthandel Gebr. Douwes

Uit Wikisource
‘Kunsthandel Gebr. Douwes’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, zaterdag 18 oktober 1924, Avondblad, B, p. 1. Publiek domein.
[ Avondblad, B, 1 ]

Kunsthandel Gebr. Douwes.

 Men schrijft ons uit Amsterdam:
 Te midden van een groote collectie voortreffelijke werken staan in de ruime voorzaal van den Kunsthandel Douwes de drie voornaamste schilderijen op ezels bijeen. Er voor gezeten, kan men ongestoord en ten volle zich in het genot van de aanschouwing van alle drie verdiepen.
 Het eerste, een wijd, ruim en lichtend riviergezicht met zeilschepen en Dordrecht op den achtergrond van Albert Cuyp, doet ons weer verbaasd staan over de veelzijdigheid van dezen grooten meester.
 Een schip, twee sloepen en uit het water komende netten zijn op den voorgrond in schaduw gezien; daarachter wijken andere schepen in een lichteren toon en er boven drijven grijze wolken, alle in éénzelfde richting door de wijde lucht. Een jeugdwerk van dezen meester staat iets verder op den grond, nog onomlijst, een uitgebreid landschap vol figuurgroepen en huizen en naast de onbegrensde, gespannen, jonge liefde, die hierin spreekt voor „het detail”, dat tot in alle deelen werd doorgevoerd, heeft dit latere, rijpere, rivierdoek den breeden wiekslag van een groot, vol-rijp kunstenaar.
 Het tweede doek is van Bol. Vol en breed is ook dit schilderij van een door de zon belichte jonge vrouw, die uit haar venster naar buiten buigt om het luik, dat zij met één hand vast heeft, te sluiten. Levensgroot en buitengewoon krachtig is de jonge kop met blond krulhaar en kapje met paarlen geschilderd. Ook op den blooten, gevulden hals met een kuiltje erin werpt de zon haar heerlijk licht en in den schaduw-toon reflecteert het witte strookje, dat zij in haar corsage draagt. Heel deze hals met in schaduw staande wang, waarvan de donkerste kracht — op de koon — heel den kop uit den transparant-groenen toon der kamerruimte naar voren brengt, is buitengewoon mooi. De paarlen collier, heel de rijk versierde kleedij, verraadt den invloed van Rembrandt. Geestig doet het kleine, roode strikje daarop.
 Een werk vol stille ontroering, vol eenvoudig vroom geloof is het biddende vrouwtje van Nicolaas Maes. Niet van de pracht, wat de belichting betreft, van het spinstertje uit ’s Rijks Museum; minder fantastisch, eenvoudiger, maar niettemin van felle kracht en kleurwarmte, waarin niet slechts de vrome kop, de devote oude handen sterk spreken en de zwartfluwelen kap, de zwart fluweelen mouwen der rood fluweelen japon voornaam en rustig domineeren, doch heel het stilleven, de gedekte tafel met brood en tinnen borden, het mes met rood heft op het witte tafelkleed, alles wonderbaarlijk heerlijk geschilderd, van een warm weelderig oogengenot is, dat diep in de ziel grijpt.
 Aan den muur boven de eikenhouten kast vindt men een stilleven van Jan Jansz. van de Velde waarin niet die innige kleurwarmte is, doch wel de groote liefde om het heel gewone zoo voortreffelijk mogelijk te schilderen. Willem Claesz. Heda gaf in zijn stilleven enorm krachtige realiteitsuitbeelding. Ook Van Beijeren is met een groot en rijk doek vertegenwoordigd, dat een fraaie schoorsteen-bekleeding voor een eetkamer vormt.
 Van Teniers vinden we een meesterlijk werk „De Alchemist”, waarin eveneens de groote liefde blijkt om al die kleine, onbeduidende voorwerpen tot wonderen van schoonheid te omscheppen.
 Van Albert Cuyp zijn er behalve de reeds genoemde werken, nog een zomerlandschap en een groep kippen, de laatste groot opgevat. Verdere is er een landschap van Jacob Salomonszoon Ruysdael met figuren door Van Poelemberg geschilderd; en van Salomon De Valkenhof te Nijmegen) in grauwen toon, groot opgevat.
 Portretten zijn er van Antonio Moro en van Maronie; van Gerard Dou een Amsterdamsch burgemeester met zijn vrouw in hun vertrek. Van Dirk Hals en van Jan van Bijlert levendige figuurgroepen. Van Van Vliet een mooi kerkinterieur.