Nieuwsblad van het Noorden/Jaargang 45/Nummer 13/Hoe Japansch lakwerk gemaakt wordt

Uit Wikisource
‘Hoe Japansch lakwerk gemaakt wordt. De drijvende werkplaats’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 16 januari 1932, derde blad, p. 12. Publiek domein.
[ 12 ]

HOE JAPANSCH LAKWERK GEMAAKT WORDT.

De drijvende werkplaats.

Echt Japansch lakwerk is mooi en kostbaar. Lang niet alles, wat als zoodanig verkocht wordt, is echt en men moet wel degelijk weten bij wien men het koopt. De glinsterende doosjes en theeblaadjes met gouden vogeltjes en landschappen zijn bijna nooit in Oost Azië vervaardigd. Eerst in den laatsten tijd maken slimme Chineezen dergelijke artikelen naar Europeeschen smaak om het dan naar ons uit te voeren. In China en Japan zouden ze dit werk niet kunnen verkoopen.
De Japansche lakwerken zijn stomphoekig en zonder glans. Vooral die in diep blauw-zwart lak zijn beroemd.
Hoe echte Japansche lak wordt samengesteld, weet geen Europeaan. Men weet slechts, dat het uit boomharsen wordt bereid, men kent zelfs enkele boomsoorten, die het ruwe materiaal leveren, maar de samenstelling zelf wordt zorgvuldig geheim gehouden.
Op heel dun hout gereedschap wordt de lak-massa gestreken. Er zijn verschillende soorten lak, naarmate het om den ondergrond of om een deklaag gaat. De lak wordt er altijd heel dun opgebracht. Hoe dunner, hoe meer laagjes er over elkaar heen kunnen liggen en hoe mooier en kostbaarder het voorwerp, als het klaar is, zal zijn. Schilderwerk op het lak is een zeldzaamheid, meestal wordt de versiering aangebracht door inlegwerk van perlemoer of half-edelsteenen.

Japansche lakkunstenaars aan het werk.

Echte lak-vazen zijn zoo sterk, dat men ze zonder bezwaar op het vuur kan plaatsen en er in kan koken als in een ijzeren pan, waarvan zij de hardheid en vuurvastheid volkomen evenaren.
De ergste vijand van het lakwerk is het overal in de lucht zwevende stof; zoolang de oppervlakte nog kleverig is, blijft ieder stofje er op hangen en dit vernielt het kunstwerk. Om dit te voorkomen hebben de kunstenaars het volgende uitgedacht. Op een zeilschip wordt al het benoodigde gereetschap en materiaal ingeladen en dan vaart men zoover in zee tot men in volkomen stofvrije lucht geraakt. Hier wordt in de pijnlijk schoongehouden ruimten het lakwerk uitgevoerd, terwijl alles zorgvuldig voor direct zonlicht beschermd wordt. Eerst wanneer het lak zoo hard is geworden, dat er geen stof meer kan opkleven keert ’t schip naar de kust terug.
De bemanning moet zich al dien tijd met koud voedsel behelpen; er mag aan boord geen vuur branden omdat iedere verontreiniging van de lucht geweerd moet worden.
Natuurlijk kunnen dergelijke vaarten alleen bij heel gunstig weer plaats vinden en slechts in den zomer uitgevoerd worden. De stukken, die dan nog maar half klaar zijn staan dan weer een heel jaar in de loodsen, dan is de laklaag zoo hard geworden dat men er een nieuwe overheen kan aanbrengen.
’t Is geen wonder dat de prijs van goed lakwerk dien van fijn porcelein verre overtreft.