Naar inhoud springen

Oproeping van het Bataafsche volk

Uit Wikisource
Oproeping van het Bataafsche volk (1806) door Maria Aletta Hulshoff
[ Titel, ]

OPROEPING,

VAN HET

BATAAFSCHE VOLK,


OM DESZELFS DENKWIJZE EN WIL
OPENLIJK AAN DEN DAG TE LEGGEN,
TEGEN DE OVERHEERSCHING DOOR
EENEN VREEMDELING WAAR-
MEDE HET VADERLAND BE-
DREIGD WORDT.






Gedrukt voor Rekening van de Schrijffter,
MARIA ALETTA HULSHOFF.
en alöm te Bekomen.
1806.

[ 1 ]

VOORBERICHT.


BATAVEN!


Ontvonkt door die veröntwaardiging, welke thans alle ware Republikeinen bezielt, weerhoude ik mij niet langer van Schrijven. Schoon wel overtuigd van de geringheid mijner bekwaamheden, ben ik het niet minder van mijne verpligting om alles te doen wat mij mogelijk is, ter redding van mijn Vaderland. Mijne taal is die der waarheid; de gevoelens welke ik aan den dag leg, huisvesten in de ziel van elken waren Patriot!

Republikeinen doet uw pligt! Gij kunt het Vaderland nog redden! Het Vaderland! ’t welk met deszelfs geheelen ondergang, met volslagen af hankelijkheid, met de vernietiging van deszelfs Staatkundig bestaan bedreigd wordt!

Dat ik vrugten moge zien van mijne onderneming! Maar ook al valt mij dit heil geenzints te beurt, ik heb gehandeld zoo als ik behoorde.

Wat mij moge overkomen, Patriotten! het ontzette U zoo min als het mij ontzetten zal; ik stel mij veel als zeer mogelijk voor, en Vrees niets; ik ben Republikein en - Christen.

Wie mij eenige achting toedraagt, betoone zulks door daden van Vaderlandsliefde!

Gij die de Bataven zoekt te onderdrukken, gelukt het ulieden, weet dat mijne Landgenoten langen tijd de uiterste verbittering in hun hart kunnen verbergen, maar dat hunne wraak eens, vroeg of laat, onverhoeds u treffen zal. Gij ziet hoe eene Vrouw, door niemand ondersteund, handelt.

Amsterdam, 31 Maart, 1806.

M.A. HULSHOFF.
[ 2 ]

OPROEPING,
van het Bataafsche Volk.


BATAVEN!


Na alle die verdrukkingen en uitmergelingen, welken sedert den 12den Junij 1798, door U geleden zijn, en zich steeds vermenigvuldigd hebben; na dat gij sedert bijkans een Jaar onder de willekeurige magt van éénen, zucht, en het Vaderland werkelijk op den rand des verderfs gebragt is, ziet Gij U thans bedreigd met een’ vreemden overheerscher. Naar het algemeen en maar al te gegrond gerugt vermelt, welk gerugt door zoo vele thans plaats grijpende omstandigheden bevestigd wordt, beoogt men Prins LÖUIS BONAPARTE, onder den tijtel van Gouverneur Generaal over de Bataven te doen heerschen! Over de Bataven die zoo menigmalen de sterkste proeven gaven van hunnen afkeer van een vreemd juk; die eens schoon zich [in] eenen zeer onäangenamen, zwakken, en hulpbehoevenden toestand bevindende, de Hertog VAN ANJOU, broeder des Konings van Frankrijk, en eenige jaren later de snoode LEICESTER, de gunsteling van Engelands Koningin, het uiterst berouw deden hebben van hun vermetel ontwerp, de onderwerping der Bataven aan hunne heerschappij; daar beiden met schaamte en schande overladen, deze oorden moesten ontwijken. Over de Bataven, die ter afschudding van het juk eens uitheemschen Vorsts, 80 Jaren tegen het magtigste rijk van Europa gestreden, en eindelijk hunne onafhankelijkheid verkregen hebben; — die sedert, schoon [ 3 ]veeläl door snoode Stadhouders en door Aristocraten onderdrukt, altoos nog eenigzins Republikeinsch form van Beftuur behielden; en eindelijk in 1795, door de vrije Franschen bijgestaan, zich van een’ verachtelijken Stadhouder, die zich eene te groote, schoon geenszins onbepalde magt had aangematigd, ontsloegen, en die onvervreemdbare regten begonnen uitteöeffenen, welke aan elk die ze eens regt kent meer dan het leven dierbaar zijn. — Over ons wil men een vreemd Vorst, met eigendunkelijke magt, de Schepter laten voeren; deze Republiek van eene vrije en onäfhankelijke Bondgenoote, gelijk zij behoort te zijn, in een wingewest veranderen, ons voor altoos tot slaven maken!! — Binnen weinige weken zal deze rampzaligste staat de onze zijn, ten zij gij U op een waardige wijze tegen zulk een ontwerp verzet. Kunt gij (om slechts eenige gevolgen aan te stippen,) met koelbloedigheid vooruitzien dat uwe Nationale schuld of geheel vernietigd of gereduceert worde, en dus duizenden Ingezetenen in armoede gedompeld? Bij dat Nationaal Bankroet uwen Koophandel geheel verdorven; — uwe zonen ten krijgsdienst opgeschreven, als onderdanen, als soldaten van een vreemden Heer, en in ver afgelegene oorden ten slagtbank geleid! Afgrijsselijk denkbeeld! — Eerlang zoude de Zee, bij gebrek van die uitstekende zorgvuldigheid welke voor het onderhoud van Dijken, enz. nodig is, een groot gedeelte van dit ongelukkig Land overstroomen en vernielen[1] [ 4 ]

Dan waar toe ons opgehouden bij bijzonderheden, welken sommigen misschien kunnen oordeelen niet zoo geheel zeker uit de verheffing van prins LOUIS tot heerscher over de Bataven voort te moeten vloeijen. Zeker is het, dat wanneer de hoofdgebeurtenis plaats grijpt, alle hoop voor ons verloren is, om immer anders dan door de geweldigste middelen onze Vrijheid en eene echt Republiekeinsche form van Bestuur weder te krijgen; en deze bedenking alleen is genoegzaam voor elk die nog de eernaam van Patriot verdient, om liever alles te wagen dan dit te laten gebeuren. — Dat geene fraaije voorstellingen van toekomstige voordeelen iemand onzer misleiden! Door schoonklinkende woorden zocht men bij ons bij elke nieuwe Revolutie na 12 Junij 1798, bij elke nieuwe en telkens nog schandelijker schending van onze regten, te verblinden. Hoe men deze pil ook moge zoeken te vergulden, zij bevat het zekerst, het dodelijkst vergift voor Vrijheid en Vaderland!

Niemand denke dat ik de voortduring wensch, van het tegenwoordig Bestuur; dat zij verre. — Toen SCHIMMELPENNINCK zijnen troon beklom, eene magt aannam waarbij die der Stadhouder geenszins te vergelijken was, de dierbaarste regten des oppermagtigen Volks met voeten trad, aan de Bataven eene zogenaamde Constitutie gaf, waarbij zelfs de laatste schaduw der Vrijheid vernietigd wierd, en alzo de Patriotten verried, tot welken hij eens geschenen had te behooren, — toen verwachtte ik een zeer slecht, verderffelijk Bestuur, — dat echter de Engelschgezindheid zich zoo geheel onbewimpeld vertoont, openbare landverraders de gewigtigste posten bekleeden, en de Natie, zelfs de in armoede levende Ingezetenen, [ 5 ]op zulk eene verregaande wijze door belastingen gedrukt, en uitgemergeld wordt, dit, en veel daar nevens, overtreft nog mijne treurige verwachtingen. Het bestuur van SCHIMMELPENNINCK (bijna geheel blind geworden terwijl Hij meest werkzaam was tot ’s Lands verderf) kan niet blijven voortduren, het valt door zich zelve; die voldoening, Patriotten! zullen wij nog smaken.

Maar op welk eene wijze, door welke middelen is er nog redding te hopen voor het Vaderland, ’t welk door verkeerde maatregelen zoo nabij aan deszelfs geheelen ondergang is gebragt.

Wij verëeren (ik durf gerustelijk in Uwer aller naam spreken, Bataafsche Patriotten!) de heilige grondbeginselen van den 22sten Januarij 1798; de Oppermagt des Volks, de Gelijkheid de Vrijheid de Eenheid der Republiek. Zonder Volks-invloed op het Bestuur, zonder werkelijk genot van Vrijheid en gelijke Regten, zonder dadelijke Eenheid, en het beöeffenen van die Republikeinsche grondregels, welke het Bataafsche Volk eens wettig aangenomen heeft op den 23sten April, 1798 (op welken dag hetzelve het laatst als Volk is werkzaam geweest) zonder dit alles kan dit Land niet bloeijen. De ondervinding heeft ons geleerd, dat naar mate men maatregelen genomen, en schikkingen doorgedrongen heeft, meer en meer afwijkende van die onveranderlijk ware principes, juist in die zelvde mate onze rampspoed is toegenomen. Wij verklaren dan van alle verdere zoodanige maatregelen ten uitersten afkerig te zijn; elk die, zonder door den aan den dag gelegden Volks-wil daar toe geroepen te zijn, dadelijke pogingen doet om zich zelven of een ander tot heerscher over ons te verheffen, als schuldig aan gekweste majesteit des Opper[ 6 ]magtigen Volks te beschouwen, en elk Bataaf als geregtigd om het recht des Volks tegen hem uittöeffenen. — Wij ontkennen dat eene Stemming met bijvallende stemmen, gelijk die waartoe in 1801 en 1805 de Natie op eene onwettige wijze opgeroepen is, eenig wettig gezag kan geven.

Het verwondere U niet te zeer, Bataven! dat de Keizer der Franschen, zonder ons verderf te willen, Prins LOUIS eene uitgestrekte magt over ons kan wenschen in handen gesteld te zien. — NAPOLEON moet overtuigd zijn dat een zoo Engelschgezind, zoo verkeerd Bestuur, onze Republiek niet alleen tot eene nuttelooze Bondgenoote maakt, maar ook deszelfs geheel verderf moet veröorzaken; en geen blijk van ’s Volks misnoegen komt ter Zijner kennisse, men schijnt hier gevoelloos, — Patriotten schijnen ’er niet meer te zijn! Moet de Keizer der Franschen zulk een Volk niet verächten, en zorge dragen dat het niet geheel vernield worde, noch tot den Vijand vervalle? Weläan Patriotten! vertoont U op eene waardige wijze, doet uwe gevoelens openbaar worden; verklaart genen VREEMDEN HEERSCHER, onder welken naam, of gezagsbepalingen het ook zijn moge, te willen; nog ook de afscheuring van een gedeelte uws Vaderlands;[2] betuigt uwe liefde voor Vrijheid en Regten, en dat gij voor derzelver verdediging alles veil hebt; veréénigt U zonder eenig verder verwijl met de ware Patriotten ter plaatse van uwe Woning, laat u niet van elkander verwijderen, zoo de dwinglandij pogen mogt uwe [ 7 ]Vaderlandsche bijéénkomsten te verstoren, beraadslaagt met elkander over de beste redmiddelen; en kiest uit de ware Volksvrienden, uit die Mannen, die, toen wij nog in Vrijheid leefden, de gewigtigste Posten, ten nutte van den Staat met roem bekleed hebben, — kiest uit hen de zoodanigen, welken meest uitmunten in uitgebreide kunde en ondervinding, en te regt steeds het volkomends vertrouwen van alle Weldenkenden behielden. Draagt aan hen op de redding van het diepgezonken Vaderland te beproeven; zij zijn verpligt aan uwe keuze te gehoorzamen, daar de wil van het Oppermagtige Volk, zich thans op gene geregelder wijze kan doen hooren; die weigeren mogt zulk eene gevaarvolle Eerpost te aanvaarden, en alles voor het Vaderland te wagen, is naam van Patriot onwaard. — En draagt zorg dat {{asc|NAPOLEON wete hoe gij handelt, en dat gij zoo lang mogelijk u van geweldige maatregelen onthoudt; dan zal de Keizer, dit vertrouw ik, uw doel bevorderen; het Vaderland zal onder een energiek Patriottisch Bestuur nog herbloeijen, eene belangrijke Bondgenoote van Frankrijk, en voor Engeland, door de gewigtigste benadeelingen van deszelfs Commercie, eene geduchte Vijandin zijn.

Broeders! daar dan uw lot nog in uwe handen staat, daar het nog mogelijk is het dreigend gevaar te ontgaan, zoo verzuimt geen oogenblik, beproeft al het mogelijke zoo als het den onvertzaagden Republiekein past! Haalt U, door verzuim, de regtmatige vervloeking van uwe eigene, dan weldra in slavernij zuchtende, Kinderen niet op den hals! — In den naam des Vaderlands! wacht toch niet tot uw noodlot zeker, en de slag niet meer te weren is! Zij die listig min ongunstige, maar hoogst ongerijmde voorstellingen van [ 8 ]ons aanstaand lot verspreiden, bedoelen de Bataven deze laatste oogenblikken waarin zij zich nog redden kunnen, te doen verzuimen.

En Gij allen die, het zij slechts in eenige bijzonderheden, het zij omtrend de voornaamste pointen, met mij in Staatkundige denkwijze verschilt, — Gij allen Landgenooten! voor wien het geheele verderf van het Vaderland geene onverschillige zaak is, — Gij gevoelt met ons de zelfde ontroering en veröntwaardiging, op de tijding van het lot ’t welk men beöogt het Vaderland te doen ondergaan. Doet dan ook uwe stem hooren, ter afwending van het dreigend gevaar! Veréénigt U met ons ter wering van dezen algemeenen ramp; even gelijk de Bewoners van een door de vreesselijkste overstrooming bedreigd oord, allen hunne uiterste pogingen aanwenden ter afwering van eene gebeurtenis, die de overblijfselen van aller welvaard dreigt te vernielen, en algemeene verwoesting te weeg te brengen.


De regtvaardige God zegene mijne poging! Hij zegene elke Vaderlandlievende handeling!



  1. Uit het werkje getijteld, memorie over Holland, enz. te Haarlem bij A. Loosjes, Pz. 1805., welk werkje toegeschreven wordt aan den achtingwaardige Garat, blijkt hoe de kundige Franschman over dit point denkt.
  2. Hoe gemakkelijk het hen, die eens het Bestuur in handen hebben, valt, Wetten en Staatsregeling te verbreken en hunne magt naar verkiezing uittebreiden, heeft ons de ondervinding geleerd.