Naar inhoud springen

Over Catilina's complot

Uit Wikisource
< Gaius Sallustius Crispus
Voor het ogenblik wordt aan deze vertaling gewerkt op de overlegpagina, kom gerust meehelpen!
Dit is een overzicht van de paragrafen van het boek.

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54

1. Schoon is het goed te doen terwille van staatszaken, het is zelfs niet onpassend goed te spreken [terwille van staatszaken]. Of in vrede of in oorlog kan men bekend raken. En zij die daden hebben gesteld en zij die daden van anderen hebben beschreven, worden vaak geprezen. 2. En evenzo juist, ofschoon geenszins gelijke roem voor schrijver en dadensteller wordt nagestreefd, wordt het schrijven over gebeurde zaken als in het bijzonder lastig gezien door mij. Ten eerste omdat de feiten door woorden te evenaren zijn, vervolgens dat het aanrekenen als fout de meesten als afgunst en uit nijd gezegd opvatten. Zodra je grote moed en eer van goede [mannen] in herinnering zou brengen, wordt dat, wat men meent makkelijk zelf te kunnen doen, gelijk in de geest aangenomen, de dingen daarboven beschouwt men als fictief of [houdt men] voor onwaar.
3. Maar, zoals zovelen, ben ik bij het begin van de adolescentie vol ijver tot de politiek gebracht, waar er veel tegenstand tegen mij is geweest. Want in plaats van onkreukbaarheid, onthouding, onversaagdheid overheersen overmoed, omkoperij, orgieën. 4. Hoewel mijn geest, niet vertrouwd met deze kwade listen, het afwees, toch werd mijn zwakke leeftijd door eerzucht tussen zovele verdorven vergrijpen vastgehouden. 5. Toen ik het oneens zou zijn over het toelaten van zondige zeden, werd mijn eerzucht door niets minder geteisterd dan door het verlangen van eenzelfde reputatie en afgunst als anderen te zullen verwerven.

1. Dus, daar mijn gedachten na talrijke tegenslagen en gevaren tot rust kwam, en ik, wat ik nog moest hebben van overgebleven jaren voor mij, niet wou verliezen aan politiek, was ik niet van plan mijn tijd te verbeuzelen aan laksheid en nietsdoen in goede vrije tijd, nog wilde ik akkers moeten verzorgen of jacht drijven, in beslag genomen door het leven door te brengen met slavenarbeid. 2. Maar ik keerde terug naar een liefhebberij waarvan ik dor mijn slechte eerzucht was weggehouden, namelijk het neerschrijven van de gebeurde zaken van het Romeinse volk in taferelen, die eruitzagen als waardige herinneringen. Des te meer, omdat voor mij, weg van hoop, vrees, deelname aan de politiek, de geest vrij was. 3. Dus zet ik kort uiteen over Catilina's complot wat ik waarheidsgetrouw zou kunnen weergegeven. 4. Want dit misdadig opzet acht ik, in het bijzonder, een vermeldenswaardig vergrijp door het ongewone van het gevaar. 5. Eerst zal ik over deze man [met name Catilina] zijn aard een beknopte uiteenzetting geven, opdat ik het begin van het verhalen maak.

1. Lucius Catilina, geboren als adelijke afstammeling, had grote kracht van geest en lichaam, maar had een slecht en doortrapt karakter. 2. Vanaf zijn jeugd deed interne oorlog, moorden, verkrachtingen, onenigheid onder burgers hem [al] genoegen, daar zullen zijn zotte jaren zich afspelen. 3. Zijn lijf verdroeg vasten, vrieskou, slaapgebrek veel meer dan voor iemand geloofwaardig is. 4. Vermetel, verradelijk, vernuftige verstand, in welke zaak hij ook veinzer of verberger wilde zijn, azend [op het bezit van een] ander, het zijne verkwistend, hartstochtelijk in zijn verlangens. Voldoende welsprekendheid, weinig wetend. 5. Zijn onverzadigbare eerzucht verlangde altijd naar het onmetelijke, het buitengewone, het al te hoge.
6. Na de dictatuur van Lucius Sulla had bij hem [Catilina] een obsessie zich van hem meester gemaakt om de republiek over te nemen, maar door welke manieren hij het zou bereiken, indien de regering voor hem verkregen zou zijn, had hij niet afgewogen. 7. Zijn woeste geest werd meer en meer van dag tot dag opgezweept door het gebrek aan familievermogen en de wroeging over zijn misdaden, die hij allebei had doen toenemen met de techniek, die ik hierboven heb vermeld. 8. Bovendien hitsten de zeden van de verdorven staat hem op, die door de slechtste en aan elkaar tegengestelde kwalen, de weeldezucht en de gierigheid, geteisterd worden.

XXXVIII

[bewerken]

1. Nadat onder het consulaat van Gnaius Pompeius en Marcus Crassus de macht van de volkstribunen was hersteld, begonnen jongemannen, van wie de leeftijd en gemoed nog onstuimig was, als zij de hoogste macht hadden verkregen, het volk op te ruien door de senaat te beschuldigen, en daarna door schenkingen en beloften de mensen nog meer op te hitsen; zó werden zij zelf beroemd en machtig. 2. Tegen hen streed met alle kracht het grootste gedeelte van de geboorteadel, in schijn voor de macht van de senaat, in werkelijkheid echter voor zijn eigen invloed. Want om in korte woorden de waarheid te zeggen, 3. al degenen die toentertijd een rol speelden, streden onder fraaie voorwendsels, zoals bijvoorbeeld om de rechten van het volk te verdedigen, om de autoriteit van de senaat te vergroten, dus allen onder schijn van het algemeen belang, vochten voor hun eigen macht. 4. Niemand kende bescheidenheid of maat in zijn streven, ieder die een overwinning behaalde, maakte daar op meedogenloze wijze misbruik van.

XXXIX

[bewerken]

1. Maar nadat Gnaius Pompeius was uitgezonden om de oorlog ter zee en die tegen Mithridates te voeren, was de macht van het volk afgenomen en nam de macht van de minderheid toe. 2. Dezen bezetten de magistraturen, de provincies, alles. Zijzelf bleven ongedeerd en welvarend en leefden er zonder bezorgdheid op los, en om het volk tijdens het bedienen van een of ander ambt kalm te houden, werden de anderen door processen afgeschrikt. 3. Zodra in deze moeilijke tijdsomstandigheden de kans op omwenteling ontstond, werden deze lieden waakzaam, terugdenkend aan de aloude strijd. 4. Als Catilina bij het eerste gevecht had overwonnen, of zelfs wanneer de uitslag twijfelachtig ware geweest, dan zou voorzeker de staat in het uiterste gevaar hebben verkeerd. Zij, die de overwinning hadden behaald, zouden daar niet langvan hebben mogen genieten, immers zodra zij vermoeid en uitgeput waren geworden, had iemand, die machtiger was dan zij, hun het gezag en de vrijheid ontrukt. 5. Niettegenstaande al deze overwegingen zijn er toch, buiten de samenzwering om, verscheidene personen reeds in het begin naar Catilina overgelopen. Een van hen was een senatorenzoon, Fulvius. Zijn vader liet hem echter onderweg terughalen en ter dood brengen.
6. Tezelfdertijd was Lentulus te Rome bezig om, volgens Catilina's voorschrift, allen die hij wegens hun karakter of wegens hun financiële toestand tot een omwenteling geneigd waande, zelf of door middel van anderen op te ruien, en niet alleen burgers, maar mensen van allerlei slag, zolang zij maar in een burgeroorlog van dienst konden zijn.