Overijssels volkslied
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Het Overijssels volkslied bestaat uit een lang couplet. Het stamt uit 1951. De schrijver was Joh. H. Polman, die werkzaam was bij de provincie.
- Aan de rand van Hollands gouwen
- Over brede IJsselstroom
- Ligt daar, lieflijk om t' aanschouwen
- Overijssel, fier en vroom.
- Waar de Vecht en Regge kronk'len
- Door de heuv'len in 't verschiet
- Waar de Dinkelgolfjes fonk'len
- Ligt het land, dat 'k stil bespied.
- 'k Heb u lief; g' omvat in glorie
- Oudheid, kunst en klederdracht.
- Eertijds streden om victorie
- Steden - ridders, burchtenmacht.
- D' eindeloze twisten brachten
- U, mijn land, geen voorspoed aan;
- Toch is uit uw leed en klachten
- Rijke stedenbloei ontstaan.
- Gij bidt God, dat Hij op 't zaaien
- Rijpen doet 't gestrooide zaad;
- Dat ge dankbaar 't graan moogt maaien
- Als het uur van oogsten slaat.
- Oversticht, uw schone weiden,
- Horizonten, paarse hei
- Boeien hart en ziele beide
- Van uw volk, gij zijt van mij.