Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/176

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 166 —

naar mate er volkeren gevonden werden, in gedaante verschilde, reden waarom veeltyds geschillen onder dit aantal ryke nabueren plaats grepen, zoo verre zelfs, dat het eene volk steunende op de oudheyt zyner bezittingen zich een zeker gezagh over de anderen aanmatigde, en deze, om de dwingelandy tegen te gaan zich met anderen verbonden en met den geweldenaar in bloedige gevechten traden.

Het eerste dezer gevallen vertoonde zich onder de Celten, wanneer de bewooners van Auvergne, om het geweld hunner gebueren te wederstaan, den bystand der Duytsers inriepen, die onder het belyt van Ariovistus over den Ryn trokken en na de bewooners verjaagt te hebben, zich in Galliën vestigden[1]. Uit de aanspraak van Divitiacus tot Cesar is genoegzaam af te leyden dat zich ook by de Duytsers meerdere groote en kleijne volkeren bevonden. Ja Cesar zelf getuygt dat Germanië uyt verscheydene natiën was zamengestelt, zoo dat men kan besluyten dat zich geheele volksstammen tengevolge van dezen inval naar de westzijde van den Ryn hebben begeven.

Onder deze verhuysde volkeren, zegt Tacitus, was er een dat zigh de Tongenaren noemde, maar dewijl de gemeen-naam van de Duytse natie meer in voege was, is die der Tongenaren uyt het gebruyk gekomen, zoo dat al deze verhuysde volkeren den naam van Duytsers hebben behouden [2].

Ondertusschen konde deze zoo geweldige als onregtveerdige inval niets anders veroorzaken, dan een algemeen

  1. Quod per se minus valerent, germanos atque Ariovistum sibi adjunxerunt quorum imperium subire coacti. Cæsar: Lib. I, § 2.
  2. Qui primi Rhenum transgressi Gallos expulerunt, tunc Tungros tune Germanos esse vocatos, ita nationis nomen non gentis evalnisse ut omnes Germani vocarentur. Tacitus: De Moribus Germ. Itaque Germanos pronunciat tanguam nationis tulisse vocabulum, cujus appellatio prǣvaluit, et Tongricæ gentis nomen ad tempus obscuravit. Ita R.P. Brouwer in Podrom. ad Annales Trivir.