Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/175

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 165 —

woonden den landstreek langs de zee, aan de westzyde van den Ryn en gedeeltelyk over dien stroom [1]. De verscheydene natiën en volkeren onder haar begrepen waaren genoegzaam onbekent; volgens het gevoelen van Cicero had er voor Julius Cesar's tyden noch pen noch faam eenighe mentie van gemaakt[2]. Uyt de nagelatene schriften van dezen laatsten kan men editer met zekerheyt opmaken dat hy er vier byzondere natiën teenemaal verschillend van taal, manieren en gebruyken heeft aangetroffen: te weten de Germanen, de Aquitynen, de Celten en de Belgen, zynde de Aquitynen tusschen de Garonne en de Pyreneesche bergen gezetelt, de Celten tusschen de Seine ende den Ryn, breede ende diepe rivier, die hen van de Germanen of Duytsers scheydde.

Onder de dapperste dezer natiën werden de Belgen erkent, als het meeste van de Romeynsche weelde verwydert en gestadigh met de Duytsers in oorlogh. Hunne zetelplaats werd voor de beste gehouden wegens de vruchtbaarheyt van den grond, den overvloed der minerale stoffen en de schipbaarheyt harer rivieren, want de Maas en de Schelde haar van het zuyd naar het noord doorspoelden ende het Ardensche bosch van het oost naar het west verdeelde.

Julius Cesar en na hem Tacitus getuygen dat ieder dezer natiën in groote volkeren onder den naam van Civitates verdeeld was[3], dat deze groote volkeren zich wederom in kleyne staaten, die de naamen van pagi voerden onderscheydden[4] en dat hare regeringsforme,

  1. Antiquitus populi, qui ab utraque parte Rheni habitabant Celtæ uno nomine vocati. Dion. Cass. Lib 30. Gallatas in ulteriori ripâ consedentes Cæsar armis perdomuit. Diod. Siculus.
  2. Quos gentes, quosque populos, nulla vox, nulla fama notos fecerat. Cicero.
  3. Quatuor et sexaginta Galliarum Civitates. Tacitus. Lib. 3 . Neque tamen ulli civitati Germanorum persuadere potuit. Cæsar Lib. 3.
  4. Ciritas Helvetica in quatuor pagos divisa. Cæsar lib. I § 1.