Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 164 —

de verwarde oudheyd te diep te treden, zoo zal ik myne Aanmerkingen bepalen met den bekenden tijd, wanneer de eerste landbewoners van het westelijk gedeelte van Europa, namentlijk de Celten, in de algemeene Historie zyn bekend geworden[1].


Capittel I.


Van de Celten of Galatten.


Omtrent de Celten verhaalt ons Livius, dat zy ten tyde van Tarquinius den ouden een zeer uytgestrekt koninghryk tussen de zee, den Ryn en de Pyreneesche bergen vormden en dat hun koningh Ambigatus, ziende de gestadige aangroeying zyner onderdanen, twee coloniën uytstuerde [2] onder het bestier zyner twee zonen, de eene over den Ryn, de andere over de Alpische bergen, welkers nakomelingen niet alleen den oorlog hebben gevoerd tegen Jupiter en diens Capitolium te Rome, maar ook de verwoesting hebben gebragt in den tempel van Apollo te Delphi, zynde het grootste orakel der heydensche wereld [3].

Men kan uyt het voorgeven van Pausanias opmaken dat de naam van Galatten, onder welken zij in die verre landstreek bekent waren, zich ook over de andere Celten heeft uytgestrekt en eyndelyk is gekomen tot in haar eerste woonplaats, die daaraf den naam van Gaulen of Galliën heeft aangenomen[4].

Deze oude Celten nu Gaulen of Galliërs genoemt be-

  1. Celtæ la omnium in Europa ad occasum habitantium extremi. Herodotes in Euterpe.
  2. Vide Livii Dec. I. lib. 5.
  3. Hæ sunt illæ gentes, quæ tam longe a sedibus suis Delphos usque ad oraculum orbis vexandum profectæ sunt; ab iis Jupiter et Capitolium obsessum est. Cicero.
  4. Celtae inter se antiquitus apelasse, sero demum obtinuit, ut qui antea Celtae vocati, dicerentur Gallatae. Pausan.