Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/173

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

OPKOMST EN VOORTGANG DER STAD MAASTRICHT.

 

 

EERSTE DEEL.


Om te kunnen achterhalen hoe de kleyne volksstaat—dien wij Maastricht noemen—zigh van den beginne heeft bijeen verzamelt, hoe die verscheydene familiën zigh hebben vereenight om een bondgenootschap uyt te maken, wat soort van regeringsforme zij van ouds onder haar hebben ingevoert, aan welke souvereynen zij ter lopender tyd zyn onderhevigh geweest, met een woord langs welke trappen zy tot de hooghte zijn geklommen waarop men haar heden met verwondering beschouwt, is het zekerlyk nodigh de voorbygeloopen eeuwen te doorsnuffelen ende haare schryvers te rade te gaan, te meer omdat in al hetgeen de geschiedenis betreft de oudheyd zich, volgens het gezegde van Cicero, een voornaam gezagh aanmatight[1] .

Een voorbeelt van dit vertrouwen in de oudheyt zien wy dagelyks te gemoet in de jaarboeken onzer gebueren en naast gelegene volkeren, welke ten dien opzigte den oorspronk harer landen en regeringen opvoeren tot in de duisterste voortyden wanneer het verschil der taalen de menschen, om den aardbol te bevolken, overal verspreyt heeft.

Deze oudheid dan niet geheel willende verwaarloozen, en my teffens niet durvende blootstellen aan de verwytinghen van Theophraste, met zonder kennis van zaken in

  1. Sicut in aetatibut senectus, sic in historia præcipuam sibi auctorita em vindicat antiquitas. Cicero.