Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 18 ☽

nooit ontzien hebben, maar altyd cordaat gewild en in de hooge vergaderingen aangedrongen hebben, dat men zig tegen de geweldenaryen ons aangedaan, met geweld moest verzetten en alle volgens de Tractaten geoorloofde takken van Koophandel, ’er kwame van wat het wilde, met de magt van den Staat beſchermen, zonder zig door de Engelſchen daarin geduurig de wet te laten voorſchryven.
 Willem de IIde overleefde zyne ſchande niet lang. Het behaagde de Voorzienigheid ons van deezen ondernemenden dwingeland te verlosſen. De kinderpokjes ſleepten hem weg, den zesden November 1650, in den ouderdom van vierentwintig jaren, en hy liet eene zwangere Weduwe na, die onze Republiek eenen anderen Willem ſchonk, wiens naam allen, die de zaken van ons land van naby kennen, ſteeds bitter moet zyn.
 Het huwelyk van Willem den IIde met eene Engelſche Prinſes, was intusſchen van de allerrampzaligſte gevolgen voor het Vaderland. Karel de Iſte niet kunnende verduwen, dat hy in zyn ryk niet even zo Souverein was als de andere Koningen van Europa, had een ontwerp geſmeed om de Engelſche natie van hare vryheid te beroven en onder eene willekeurige heerſchappy te brengen. Maar die toeleg mislukte. De natie nam de wapenen op, met dat gelukkig gevolg, dat de Koning zelf t’ondergebragt en gevangen wierd. Maar toen de Engelſchen op het punt ſtonden van de vrugten van zo veel bloeds, als zy voor de vryheid geſtort hadden, te genieten, werden zy op hunne beurt ondergebragt door Cromwell, die het commando over het leger der natie had, en met dat leger de natie zelve tot zyne ſlaven maakte. Wagt U daarom, myne waarde Landgenooten, voor alle de geenen die de troupes commanderen: want het is eene bekende zaak, dat zy byna altyd en overal den baas geſpeeld hebben over hunne eigen Landslieden en Medeburgeren. ’Er is geen vryheid in Europa meer geweest, van dien tyd af aan, dat de Vorsten begonnen hebben vaste troupes in dienst te houden. Voor deezen, toen men nog geene Soldaten had, trokken de Leenmannen, de Burgers en de Boeren ten oorlog; doch de liſtige Vorſten, wretende dat zulk ſoort van gewapende krygslieden de