Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/39

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 39 ☽

ons ten hunnen voordeele uitteputten, en eenen weg inteſlaan, die noodzaaklyk op eene verandering in de Regeering moest uitloopen, dewelke dit Land wederom geheel onder hunnen invloed zoude brengen. O Ne­derlanders! hoe kan het zyn, dat wy niet voorlang bemerkt en begreepen hebben, dat de Engelſchen, on­ze gezwooren vyanden, die ſteeds en by alle gelegenheeden onzen ondergang gezogt en waarlyk bewerkt hebben, nooit zulke ernſtige en ruſtelooze poogingen zouden hebben aangewend, om in ons Land het Stadhouderſchap herſteld, en ten top van magt verheeven te krygen, indien zy deeze form van Regeering als voordeelig voor onzen koophandel, welvaart, en vry­heid hadden aangezien! Ons geluk, onze voorſpoed was hun ſteeds een doorn in het vleeſch, een ſteen des aanſtoots: Om die te ſtremmen; om ons ten val te brengen; om onzen koophandel geruïneerd te krygen; om ons klein en in eenen ſtaat van afhanglykheid te houden, gaven zy ons Stadhouders, dewelken hunne verheffing alleen aan hun te danken, en alle verdere onderſteuning, zo wel in het behouden als in het vergrooten van hun gezag, meest van hunne voorſtanders de Engelſchen te verwagten hebbende, zig ook altyd allernaauwst met dat Volk, ſchoon onze natuurlyke vyanden, verbonden hebben gehouden; deeze hunne trouwe Bondgenooten ſteeds ten dienſte hebben geſtaan, en, zo als wy, helaas! nu weer ten duidelykſte on­dervinden, liever ons Land, met alles wat ons dier­baar is, zullen zien verlooren gaan, dan de Engelſche party te verlaaten. Dit, o Landgenooten! is de ſleutel van alles wat wy in deeze dagen hebben zien gebeuren! Overdenkt dit by U zelven! ik zegge Ulieden de waar­heid. De Stadhouders zyn een Preſent van de Engel­ſchen, en iets goed, iets voordeeligs, iets dat ons heil­zaam is zullen zy ons nooit geeven. Dat zy die zo geleerd en zo kunſtig over het Nut der Stadhouderlyke Regeering weeten te Schryven, dit eene bewys eens oplosſen zo zy kunnen.
 Wy raakten dan in Oorlog. De Franſchen, naar mate zy onzen bodem naderden, boden ons de Neutra­liteit aan, ons raadende van ons tog niet wederom in geſchillen te ſteeken die ons niet raakten, maar veel eer