Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/74

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

( 74 )

andere Patriotten moeten onderſteund worden in hunne pogingen. Amſterdam heeft ons den weg aangewezen. Daar moet onderzoek gedaan worden naar de oorzaken van ’s Lands ongeval. Daar moet een algemeen Nationaal onderzoek worden gedaan naar elks gedrag, ſedert eenige jaaren gehouden; naar alle orders en contra orders, zo wel geheime als openlyke; naar alle maatregelen, die ’er genomen zyn, en die men hadde moeten en kunnen neemen, en nogtans verzuimd zyn; op dat blyke wie Verraders zyn; wie enkel uit-vreeze en zwakheid hebben gezondigd, en wie zig ſtandvaſtig, eerlyk, en cordaat hebben gedraagen, en dus Ulieder goedkeurig en vertrouwen verdienen. Daar moeten bekwamen en ſpoedige hulpmiddelen wer­den uitgedagt en te werk geſteld. De Prins moet niet langer aan zig zelven en nog minder aan zyne booze Engelsgezinde Raadslieden worden overgelaaten, maar een Raad van eenige eerlyke Lieden aan zyne Hoogheid worden toegevoegd. Die voorſtellen van Amſterdam zyn zeer goed en verdienen onzer aller dankbaarheid en erkentenis, maar zullen allen in rook verdwynen; de Prins zal ze alle vrugteloos maken, gelyk hy reeds gedaan heeft, ten zy de Natie zelve, ten zy het Volk van Nederland, ten zy Gylieden zelven, deze heilzame voorſtellen ten uitvoer brengt. De Prins, hebt Gylieden gezien, is volkomen meeſter in onze geheele Republiek. De Staaten van verre de meeſte Provintien; de Vergadering van Hun Hoog Mogenden in den Haag, van den Raad van Staaten, en van de Admi­raliteiten hangen volkomen van hem af. In Friesland alleen kan hy (om dat het Volk daar mede wat te zeggen heeft) gelyk ook in Amſterdam, om dat hy daar de Regering niet kiest, nog niet alles naar zyn zin krygen. Gylieden begrypt derhalven, dat alle onderzoek, dat ’er door die Grooten, dewelken Afhangelin­gen van den Prins zyn, zoude gedaan worden, juist zo ver zou gaan en even zo zou uitvallen als ’t den Heere Prins behaagd.
 Gylieden begrypt ook, dat indien het ’er al toe kwam (daar de Prins nogtans in eeuw[i]gheid niet toe zal overgaan) dan de Staaten van elke Provintie eenige Heeren aanſtelden, om hem tot Raadsmannen toegevoegd