Pagina:Aardige sprookjes - KW Ki 5105.pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 
De groote worst.
 

 

Vele, vele, vele jaren geleden heerschte er groote hongersnood te Koningsbergen. ’s Ochtends kregen de kinderen van hun moeder maar een heel klein stukje brood en nauwelijks een kopje melk, en al hadden ze nog zoo’n honger vóór etenstijd kregen ze niets meer. Al sneed het de moeders ook door de ziel, dat de kinderen er zoo kommervol uitzagen, toch was er met geen mogelijkheid eten te krijgen. Ratten en muizen, katten en honden waren al opgegeten, maar nog scheen er geen kans op beteren tijd te zijn. Tot overmaat van ramp, regende het den geheelen zomer, zoodat er weinig of niets terecht kwam van de veldvruchten waarop de menschen zoo gehoopt hadden.
 Nergens hoorde men de kinderen juichen, nergens zag men ze vroolijk spelen, nergens bemerkte men vroolijke gezichtjes[.] Allen keken even treurig. Alle winkels waren gesloten, en op de vroeger zoo drukke straten zag men maar zelden een kar of wagen. Het was zoo stil, alsof het zondag was.
 In dezen benauwden tijd kwamen de oudste en wijste mannen der stad bijeen om te overleggen, hoe aan dien nood een einde gemaakt kon worden. Elk had een voorstel, maar geen enkel scheen afdoende, om hulp te verschaffen. Zoo hadden ze al wel een maand lang beraadslaagd zonder een middel te vinden, toen de wijste opstond en zei:
 „Door al die ellende zijn de menschen moedeloos geworden. Het is onze plicht hen op te vroolijken en hun eenige prettige oogenblikken te verschaffen, dan vergeten ze voor een poosje hun verdriet. Een vroolijke dag doet veel leeds vergeten.“
 De raadsheeren vonden dezen raad goed, en om de bevolking der stad eens recht genoegen te geven, werd er besloten op kosten van de stad een heel groote worst te laten maken. Dan kon ieder inwoner, man, vrouw en kind, een stuk daarvan krijgen.
 Nu ligt Koningsbergen vlak aan zee, en twee raadsheeren gingen scheep om varkens, peper, zout, specerijen, enz. te halen, want in den omtrek van de stad was bepaald niets te krijgen. Na verloop van eenige weken kwamen de heeren met vol geladen schepen terug. Alle slachters moesten op het stadhuis komen en daar kregen ze bevel van alle varkens, die mede gebracht waren, één groote worst te maken.
 Dat was een prettig werkje. Er werd gehakt, gedeeld, gekneed, gestopt en eer de maand om was, was er een worst gemaakt, zooals men nog nooit een gezien had.
 Voor de poort van de stad was een feestterrein afgebakend. Hooge masten had men in den grond gezet, daaromheen mooie bloemslingers gewonden en kleurige vlaggen erop gezet. Die masten waren met slingers verbonden, waarin schilden met groeten en spreuken hingen. Een heel, heel lange tafel werd er neergezet om de worst erop te leggen, en met een plechtigen optocht bracht men de worst, door de stad, naar het feestterrein. Dat was een heel karweitje! Een lange rei van twee mannen naast elkaar, zoo lang dat men die niet af kon zien, droegen de worst op dikke stokken naar buiten. Voorop gingen de stadsmuzikanten, met trommel, trompet en fluit, daarop volgden de burgemeester en de leden van den raad en dan kwam joelend en juichend het volk, de mannen, vrouwen en kinderen uit de stad.
 Op het terrein aangekomen werd de worst neergelegd, en de muzikanten speelden vroolijke deuntjes. Toen hield de burgemeester een aanspraak, de schoolkinderen, in hun beste kleeren, zongen een liedje, en nu begon men de worst te verdeelen.
 De bazen van de verschillende ambachten, met witte boezelaars voor, verdeelden met hun groote messen de worst. En als het mes niet scherp genoeg was, nam men maar een zaag of bijl om de worst door te hakken.
 Nu hadt ge de vroolijke gezichten der kinderen eens moeten zien! Want, als men in langen tijd zijn genoegen niet heeft kunnen eten, is het heerlijk weer eens zooveel te kunnen eten als men lust, vooral van worst, waarvan de meeste kinderen, gij zeker ook, zooveel houden. Nadat allen zooveel gegeten hadden als ze maar lustten, bleef er nog heel wat over. Nu mochten de vrouwen en meisjes manden en schotels van huis halen en zooveel van de worst meenemen, als ze maar dragen konden. Twee dagen en twee nachten was men onophoudelijk bezig om te snijden en te deelen, eer de worst ten einde was.
 Alle inwoners van de stad waren weer vol hoop op de toekomst, de kinderen konden weer lachen en vroolijk zijn. Het volgende jaar gaf een goede oogst, en de hongersnood was ten einde.
 Op alle plaatsen en te allen tijde vertelde men aan de kinderen de geschiedenis van de groote worst van Koningsbergen. En die het hoorde begon er altijd van te watertanden.