Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XXIX.

CUPIDOOTJE.


Cupidootje,
Speelgenootje,
Ach, wat schoot je
Weer bijzij!
Altijd zeilt je
Scherpe pijltje
Juist mijn kloppend hart voorbij!

Nooit es deert je
Gauw geweertje
Dan een veertje
Van mijn hoed, —
En ze zeiden:
„Die verdijde
Kleine jongen schiet zoo goed"!

Of — zeg, schiet je,
Deugenietje,
Met een rietje
Zonder punt?
Want ik zie et
Wel op wie et
Telkens toch weer is gemunt!