Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/112

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 88 —

genomen wordende, hen in staat stellen die vreeselijke tornados te ontzeilen. In een volgend nommer van dit Album zal een onzer daartoe het best bevoegde medearbeiders van den toestand onzer kennis dienaangaande een overzigt geven. Wij wenschen het volgende als eene inleiding daarop beschouwd te zien. Het bevat de levendige beschrijving van zulk eenen draaijenden storm door eenen ooggetuige, een' Engelsch zeereiziger, bijgewoond, toen hij zich, vóór eenige jaren, op eene plantaadje nabij St. John, de hoofdplaats van Antigoa, een der Antillische eilanden, bevond. Wij zullen alleen het oorspronkelijke opstel eenigzins bekorten, door weglating van zulke bijzonderheden, welke voor ons doel van geen belang mogen geacht worden.

"Op eenen ochtend, in de maand Augustus, waren alle de bewoners der plantaadje Dog-Hill reeds zeer vroegtijdig op de been en ijverig bezig aan de voorbereidselen tot een bruiloftsfeest. Ook ik was vroeg opgestaan, ten einde niets te verliezen van dit vrolijke schouwspel, dat reeds bij den opgang der zon eenen aanvang zoude nemen. Nimmer zal ik de pracht vergeten,—eene pracht geheel eigen aan de keerkringsgewesten,—waarmede het daglicht, om zoo te spreken, op eens te voorschijn sprong. Schitterende stralen verspreidden zich over de zee, die op dit oogenblik zoo glad was als een spiegel, verguldden eenige ligte wolkjes, welke zich hier en daar aan den hemel vertoonden, en toen,—

"Flattering the mountain-tops with sovereign eye"
["Der bergen top met eenen heerschersblik streelende]

openbaarden zij de heerlijke kleurschakeringen van het plantenkleed, dat de aarde bedekte.

Ik stond in verrukking dit tooneel te aanschouwen, in gedachte de woorden van den psalmist herhalende: De Hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk, toen eene dienstmaagd, eene jonge negerin, mij uit naam van mijnen gastheer kwam verzoeken, om eens op den barometer te willen zien.

Dit verzoek kwam mij eenigzins zonderling voor, en deed mij de rondom mij liggende zee en velden, zoover mijne oogen reikten,