— 115 —
verhevenste natuur-tafereelen der tropen. Laten wij daarbij echter niet uit het oog verliezen de ongemakken en gevaren, waaraan zich deze, ter wille der wetenschap, ziet blootgesteld. Vermoeijenis en gebrek, miasmen en de hitte der keerkringszon, sluiten daar maar al te vaak met spinnen en hagedissen, mieren en moskieten, duizendpooten en schorpioenen, een verbond tegen zijn leven, dat daarenboven nog dikwijls wordt belaagd door de giftdieren, over welker krachten ik u onderhield. De buit van kennis, tot zulk een prijs, op zulke wegen verzameld, is wèl verdiend. Hun zij hartelijke dank gebragt voor wat zij voor de wetenschap leden. En mogten wij soms ook den keerkrings-bewoner het genot hebben misgund zijner eeuwig groenende plantenwereld, zijner steeds jeugdige zon,—laat ons bedenken, dat, bij al dat bekoorlijks, zoo vele adders verborgen zijn onder dat altijd lagchende groen. En laat ons nimmer vergeten, dat de Heer der Natuur tegen veel schoons, ook veel heeft overgesteld, wat kwaad is in onze oogen. Zelfs de slangen mogen het ons getuigen, dat de Schepper zijne gaven met diepe wijsheid heeft verdeeld!