Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/146

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 122 —

kookpunt, en daarmede de warmte van het water, al hooger en hooger.

Indien wij ons niet bedriegen, dan wordt dit middel zelfs, alhoewel op eene gebrekkige wijze, in onze keukens in praktijk gebragt. Immers zoodanige zelfstandigheden, die lang en hard koken moeten, worden in goed met een deksel voorziene potten te vuur gezet, en natte doeken over den rand des deksels gelegd, ten einde dezen te beter te doen sluiten. Op die wijze kan echter de warmtegraad van het in den pot bevatte water slechts weinig boven het gewone kookpunt verhoogd worden, want zoodra de spanning of de drukking van den waterdamp daar binnen aanmerkelijk toeneemt, wordt het deksel van den pot geworpen. Om dit te voorkomen, dient de zoogenaamde papiniaansche pot, zijnde een ijzeren pot met zeer dikke wanden, waarop een ijzeren deksel met stevige schroeven wordt bevestigd. In zulk eenen pot kan de warmte van het water verhoogd worden tot eenen graad, die geene andere grenzen heeft dan de sterkte, waarmede de dikke ijzeren wanden aan den geweldig zamengepersten waterdamp vermogen weerstand te bieden. Stoffen, die door gewoon kokend water volstrekt niet worden aangetast, lossen zich in water, dat in zulk eenen pot verhit wordt, dan ook gemakkelijk op. Zoo b.v. kan men uit, in de gewone beteekenis, geheel uitgekookte beenderen nog eene goede hoeveelheid gelei trekken, indien men de koking in eenen papiniaanschen pot herhaalt.

Mogten er derhalve onder onze lezeressen zijn, die er over denken naar Quito of Micuípampa te verhuizen,—iets, dat wij haar echter, om goede redenen, ten sterkste zouden ontraden,—dan zullen zij, na het gelezene, waarschijnlijk niet verzuimen zich een zoodanig nuttig stuk huisraad aan te schaffen. En mogten,—hetgeen waarschijnlijker is,—dergelijke voornemens bij geene van haar bestaan, dan vertrouwen wij toch, dat sommige harer erkennen zullen, dat de natuurkunde zeer dikwerf in staat is om rekenschap te geven van verschijnselen, die voor den onkundigen geheel onoplosbaar zijn, of door hem, even als door de gidsen van darwin, aan oorzaken worden toegeschreven, die niet wezenlijk bestaan, maar alleen in het bijgeloof haren grond vinden.

Hg.