Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/252

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 228 —

zomers veelvuldiger dan des winters. Zij zelve hadden er geene bewustheid van, maar zagen het duistere, gelijk anderen, ook duister. Dit vermogen was hun reeds van hunne vroegste jeugd eigen, en hunne moeder was niet weinig verschrikt, toen zij het bij haren zuigeling het eerst ontdekte.

En inderdaad geen wonder! evenmin als het wonder zijn zou, wanneer dit verhaal bij sommige mijner lezers een ongeloovig hoofdschudden verwekte. Ik voor mij wil deszelfs geloofwaardigheid liefst in het midden laten, even als die van de niet minder zonderlinge lichtverschijnselen, welke aan eenen geleerden duitschen graaf (von reichenbach) vóór weinige jaren de stof hebben opgeleverd tot het schrijven van een dik boek; doch waarvan het alleen jammer is, dat die verschijnselen enkel voor zenuwachtige jonge dames zigtbaar zijn.

Gaan wij liever over tot die gevallen, waarin het licht door elk die gezonde oogen heeft, gemakkelijk kan worden waargenomen, en het voorwerp, dat het licht voortbrengt, aan den toets van een grondig natuurkundig onderzoek kan worden onderworpen. Het getal dier voorwerpen, dat is van de gedurende hun leven lichtgevende dieren, is bovendien reeds groot genoeg, zoodat ik bij het vlugtig overzigt, dat ik er hier van geven wil, mij bij eene keus daaruit zal moeten bepalen.

Wij willen daarom reeds dadelijk alle zulke steeds meer of minder twijfelachtige gevallen buitensluiten, waarin men een lichtgevend vermogen heeft toegekend aan eenig dier behoorende tot een der vier hoofdklassen der gewervelde dieren (zoogdieren, vogelen, kruipende dieren en visschen), en tevens hier de merkwaardige daadzaak doen opmerken, dat het getal van lichtgevende soorten in het algemeen toeneemt, naar mate men in de reeks der dieren afdaalt.

Het is vooral van sommige insekten, dat het vermogen om licht te verspreiden het langst bekend is, en bepaaldelijk geldt zulks van het geslacht Lampyris, een geslacht dat zeer rijk is aan soorten, die over de geheele aarde verspreid zijn, doch waarvan het niet zeker is of zij alle lichtgevend zijn, ofschoon men het uit hun overeenkomstig maaksel van de meesten vermoeden mag. Ook hier te lande wordt eene daartoe behoorende soort aangetroffen. Het