Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/269

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 245 —

men ook vermoeden mag, dat hier eene soort van verbranding geschiedt, dat is: niet eene snel, maar eene zeer langzaam plaats grijpende verbranding, waardoor zeer weinig warmte en slechts zooveel licht wordt voortgebragt, dat wij dit even in het duister kunnen waarnemen.

Een voorbeeld moge dit ophelderen. Een stuk vermolmend hout in het vuur geworpen verbrandt in weinige oogenblikken, onder de ontwikkeling van veel warmte en licht. Daarbij gaan al deszelfs verbrandbare stoffen, na eene verbinding met de zuurstof der dampkringslucht te hebben aangegaan, in gasvorm over, en al de onverbrandbare blijven als asch terug. Laat men daarentegen zulk een stuk vermolmend hout in de lucht liggen, dan grijpt eigenlijk hetzelfde plaats; ook nu verbinden zich alle de verbrandbare bestanddeelen met de zuurstof der lucht, doch hetgeen in het eerste geval binnen weinige oogenblikken geschiedt, daartoe worden nu maanden en zelfs jaren gevorderd. Geen wonder derhalve, dat de warmte en het licht, die daarbij worden ontwikkeld, meestal zoo uiterst gering zijn, dat de eerste voor den gevoeligsten thermometer, en het laatste voor het menschelijk oog onwaarneembaar blijven. Alleen onder zekere begunstigende omstandigheden, wanneer de vermolming, dat is de langzame verbranding, iets sneller voortgaat dan gewoonlijk, is in het volkomen duister een geringe lichtschijn zigtbaar. En dat deze werkelijk door die langzame verbranding wordt voortgebragt, blijkt daaruit, dat, indien men zulk hout brengt in zuurstofgas, het licht sterker wordt, terwijl het daarentegen in gassen, die niet geschikt zijn om de verbranding te onderhouden, gelijk stikstofgas, koolzuurgas en waterstofgas, dadelijk verdwijnt.

Een ander voorbeeld levert ons de phosphorus op. Deze stof verbrandt zeer langzaam in de lucht bij de gewone temperatuur, onder verspreiding van een alleen in het duister zigtbaar blaauw licht, dat inderdaad groote gelijkheid heeft met het licht van sommige der lichtgevende dieren. Stelt men dien zelfden phosphorus aan eene geringe verhitting bloot, dan verbrandt zij daarentegen veel sneller met eene geelwitte vlam, die veel meer licht geeft, terwijl eindelijk het licht nog merkelijk sterker en witter wordt