— 304 —
kanalen of gegraven vaarten van Neder-Egypte, en wel in 't begin van den zomer. De wortel is dik, vleeschachtig, eetbaar, de bladen zijn rond, met eenen tandvormigen rand. De zaadjes zijn klein als die van den slaapbol. Wij geven hier eene afbeelding, zeer verkleind, van den Egyptischen Lotus, naar de Description de l'Egypte van delile. Eene andere Egyptische waterlelie is de blaauwe Lotus (N. coerulea Sav.) De Heeren delile en savigny, beide leden van de wetenschappelijke Commissie der expeditie naar Egypte onder napoleon, hebben den Egyptischen Lotus volkomen toegelicht. De Ouden hebben in hunne geschriften, gedichten, of werken over de geschiedenis der natuur, onderscheidene planten beschreven, die wij niet altijd tot hare tegenwoordige namen van planten, welke wij thans in dezelfde landen kennen, weten terug te brengen; doch met de Lotus-planten is dat het geval niet. De witte Lotus, dat is, de Lotus bij uitnemendheid, is ons reeds bekend geworden door den oudsten Griekschen geschiedschrijver herodotus, en door den eersten schrijver over planten bij de Grieken, theophrastus. Zij zeggen dat de kleur der bloemen blank is als die der leliën, en zij spreken van haar voedend vermogen, gelegen in den wortel, en in de zaadjes, die zoo groot zijn als die van de gierst. Zij komt nog heden algemeen voor in de wateren van Neder-Egypte. Dit zelfde geldt ook van de blaauwe Lotus.
Deze beide Lotus-soorten hebben niets gemeens met Lotus-planten van andere landen. De Lotus van Indië, die van Libyë, die van Griekenland, behooren tot geheel andere gewassen.
De witte Lotus van Egypte behoort tot dezelfde waterleliën, als onze witte waterleliën of waterroos. De namen, door de Egyptenaren aan deze plant gegeven, beteekenen hetzelfde als "bruid van den Nijl," eene benaming die daarom zeer juist is, omdat deze planten ontstaan gedurende het wassen van den Nijl, en zij een zekere waarborg zijn voor de vruchtbaarheid van zijne wateren. Hoe meer Lotus er op de overstroomde landen ontstond, des te vruchtbaarder moest het jaar wezen.
Uit de beide evengenoemde schrijvers en uit de geschriften van prosper alpinus, kennen wij den Egyptischen Lotus in eenige bijzonderheden.