— 329 —
De persoon, die dit ondergaat, blijft daarbij zich zelven volkomen bewust; meest altijd begrijpt hij zeer goed het ongerijmde van alles. Wanneer men invloed oefent op zijne bewegingen, dan biedt hij vaak hevigen tegenstand; zijn wil is geheel vrij, slechts het vermogen om dien wil te volbrengen is aan banden gelegd.
De invloed der opdringende verzekeringen, waardoor men al de genoemde en nog een aantal andere verschijnselen te voorschijn roept, wordt verhoogd door ligte aanraking en snelle bestrijking der ligchaamsdeelen, op welke de proefneming geschiedt.
De betoovering, als ik het zoo noemen mag, verdwijnt, zoodra de bewerker dit verzekert, veelal oogenblikkelijk. Bij enkele personen is het soms noodig die verzekering eenige malen met kracht te herhalen.
Het aangevoerde moge voor hen, die niet in de gelegenheid zijn geweest electro-biologische proefnemingen bij te wonen, voldoende zijn om zich daarvan althans eenig denkbeeld te vormen. Men kan onderscheidene dier proeven met elkander combineren; men doet den patiënt b.v. koud water voor heeten rooden wijn drinken, daarvan dronken worden en hoofdpijn krijgen, enz.
Hoe vaker overigens iemand zich aan deze proefnemingen onderwerpt, des te ligter gelukken ze bij hem, des te gevoeliger en zenuwachtiger wordt hij; iets, wat evenzeer bij de herhaalde aanwending van de gewone behandeling der magnetiseurs het geval is.
De versnelling van den pols en der ademhaling, die, zooals wij zagen, op eene goed gelukte zoogenaamde magnetische bewerking volgt, heeft men ook in den electro-biologischen toestand bij velen waargenomen. Hetzelfde is het geval met de slaperigheid en de beneveling des gezigts. Anderen bespeuren een gevoel van welzijn en opgewektheid. Ook heeft men, zoowel bij diegenen die door de oude mesmerische manipulatiën, als bij die, welke door de nieuwere bewerking behandeld waren, in enkele gevallen een naar Catalepsis zweemenden toestand waargenomen,—een toestand, waarin de patiënt niet alleen slaperig is en een droomerig aanzien heeft, maar ook zijne armen en beenen, wanneer ze zachtkens opgeheven worden, eene neiging bezitten, om in die houding te blijven staan welke men er aan gegeven heeft.