Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/440

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 24 —

is. Waar de zandgrond door verstuiving het meest woeste aanzien verkregen hebben, is men ook bijna zeker dit gewas, in onophoudelijken strijd tegen de zandverstuivingen, aan te treffen.

Eigenlijke duinen zijn minder algemeen. Men ziet ze evenwel bij Havelte (in het Westen van Drenthe), bij Gasselte enz.

Tot het eigenaardige van Drenthe, in verband met het vroeger gezegde, behoort mede de hooge ligging der bouwlanden en de lage ligging van vele wegen, die als zoo vele holle wegen de vruchtbare korenakkers doorsnijden.

Deze eigenaardige ongelijkheid is ontstaan: 1° uit de, sedert eeuwen welligt, jaarlijks voortgezette bemesting der essen (roggeakkers) met heideplaggen, waardoor jaarlijks eenige zanddeelen op die bouwlanden gebragt en de heidevelden, al is het dan ook weinig, evenwel jaarlijks iets verlaagd worden; 2° uit het opwaaijen en wegstuiven der in de wegen, door het berijden derzelve, opgewoelde zand. Vandaar de diepte van elk, ook het kleinste, wagenspoor in de heide, en dat men dikwijls kleine zandmuren, door de begroeide bovenkorst bijeen gehouden, ziet—overblijfselen van eenen hoogeren bodem, waar tusschen al het lossere zand is weggewaaid.

De genoemde essen worden bijkans alleen met rogge (meest winter- doch ten deele ook zomerrogge) beteeld. Men ziet soms vele tientallen