IETS OVER DEN ZOOGENAAMDEN
ZOÖMAGNETOSKOOP.
Er heeft zich in de laatste dagen een verschijnsel opgedaan, dat ontmoedigend is voor hem, die, als mensch, zoo gaarne zijne medemenschen gelukkig zoude zien door veelzijdige ontwikkeling zoo wel hunner verstandelijke als zedelijke vermogens! Het is de zich algemeen openbarende zucht tot, en een onbepaald geloof slaan aan het wonderbare, het onverklaarbare, het schijnbaar bovennatuurlijke. Werd deze zucht opgewogen door een' even grooten lust tot onderzoek, tot een onbevooroordeeld nagaan der verschijnselen en tot het verwerpen van alle zoodanige verklaringen, welke uit haren aard evenmin voor het verstand kunnen worden opgehelderd, als de verschijnselen waarvan zij eene gegronde oorzaak moeten aangeven zelve;—dan ware welligt die zich voordoende ijver eene gewenschte zaak, die ons te spoediger van alle banden des bijgeloofs en der onwetendheid zoude kunnen ontslaan.
Doch, helaas! die zucht tot onbevooroordeeld onderzoek wordt over het algemeen, zelfs bij onze hoogere standen, nog zeer schaars aangetroffen. Ik wil daaronder niet begrijpen de mannen, die hun leven en werkzaamheid uitsluitend aan de nasporing van de wetten der natuur, en van de verschijnselen die het zieleleven aanbiedt, toewijden. Deze echter, veelal ontmoedigd door de vruchtelooze pogingen die zij aanwenden, om hunne minder verstandelijk ontwikkelde natuurgenooten tot een deel hunner zuiverder kennis op te voeren, laten zich niet dan spaarzaam in met de ongerijmde verklaringen, die onbevoegde oordeelvellers, dweepers of opzettelijke bedriegers, het algemeen gelieven op te disschen.