Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/136

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 122 —

Negers in het bosch overlieten, heeft hij geen begrip om het met nieuw ingeworpen hout aan te wakkeren en te onderhouden. Hij voedt zich met plantaardige zelfstandigheden, waaronder men vooral den stengel van Saccharum officinarum, de vruchten van Elais Quineensis, van Carica papaya en Musa sapientum moet noemen.

Tot zooverre gaat onze kennis van den Gorilla. Zij is nog zeer onvolkomen; maar, zoo men overweegt, dat men nog voor een vijftal jaren het bestaan van dit zonderling wezen niet vermoedde, mag men niet ontkennen, dat zij reeds als vrij voldoende verdient beschouwd te worden. Het laat zich toch verwachten dat het volledig exemplaar, naar Parijs overgebragt, niet voor de wetenschap verloren zal gaan, en dat men veeleer mag hopen binnen korten tijd zijne geheele bewerktuiging ontvouwd te zullen zien. Opmerkelijk is het, dat in jeugdigen leeftijd de uitwendige overeenkomst met den mensch veel meer is uitgedrukt dan naderhand. De vergelijking der afbeelding van eenen jongen Gorilla met die van den volwassenen geeft daarvan bewijs.

Veel meer bekend is de Enché-eko of Chimpansé, (eigenlijk Kimpézèy, waarvan men eerst Quimpézé en later Chimpanzé maakte) van wien men herhaaldelijk levende individu's hier en elders zag, en tot wiens ontleedkundige kennis meer dan één anatomist, waaronder ik ook mij zelven mag scharen, het zijne bijdroeg. Ik ontleen aan de onlangs verschenen Esquisses zoölogiques sur la côte de Guinée, van den op hoogen leeftijd nog ijverigen Directeur van 's Rijks Museum te Leiden, de beschrijving der uitwendige gedaante van den Chimpansé, en vul deze aan met de afbeelding ontleend aan het titelblad mijner vroeger uitgegeven Récherches d'anatomie comparée sur le Chimpansé. Zij is eene kopij der velen mijner lezers bekende schilderij in den Zoölogischen tuin te Amsterdam. Dat zij een zeer jong dier voorstelt, zal ik wel niet behoeven te zeggen.

De kaken zijn gezwollen, uitpuilend, met tanden voorzien, die dezelfde gedaante hebben als die van den mensch, en bedekt met dunne, zeer gespletene, niet omgekrulde lippen. De neus is als het ware naar binnen getrokken en voorzien van sterk geopende eironde