Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/161

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HET SLUIMERENDE LEVEN.

DOOR

P. HARTING.

 

 

Leven en Dood! Ziedaar woorden, welke twee oogenschijnlijk geheel verschillende, ja, lijnregt tegengestelde begrippen uitdrukken. Overal elders in de natuur treffen wij zachte overgangen aan; de grenzen, welke ons beperkt bevattingsvermogen ons noodzaakt te trekken, ten einde het geheel te kunnen overzien, blijken telkens onzeker en onbepaald te zijn, en de oude spreuk: "de natuur maakt geene sprongen" wordt meer en meer bevestigd, naar gelang onze kennis aan haar zich uitbreidt; maar tusschen leven en dood schijnt eene wijd gapende kloof te bestaan, te dieper en onoverkomelijker, naarmate wij ons eene helderder voorstelling vormen van datgene wat eigenlijk leven is.

Leven! wie denkt bij dat woord niet aan verandering, ontwikkeling, uit- en inwendige beweging, voortspruitende uit de zamenwerking van verschillende deelen of werktuigen tot één gemeenschappelijk doel: de groei en de instandhouding van het individu, of de voortplanting der soort?

Dood! wekt dit woord niet aanstonds de denkbeelden op van rust, van onveranderlijkheid, of, waar verandering plaats grijpt, van bewegingen zonder eenheid van zamenwerking, zonder doel tot instandhouding, maar veeleer tot verbreking van het verband dat tusschen de deelen bestaat, die het voorwerp zamenstellen?

Reeds het gewone spraakgebruik getuigt het. Leven is vaak van gelijke beteekenis met beweging, drukte, afwisseling. Dood is het