Op eenen avond in de maand Julij des vorigen jaars, na eene vermoeijende dagreis, ontvingen wij gastvrijheid in een doeär van den stam der Ouled-Saïd, niet verre van de grenzen van Tunis. De zon was ondergegaan, de wachtvuren brandden helder in de vallende duisternis, de paarden stonden aangebonden voor de tent, en omringd door den Cheik en eenige Arabieren, lagen wij rustig de zipsie te rooken.—Eensklaps deed zich in het gebergte een geluid hooren als van een opkomend onweder, en kaatste terug van echo tot echo, eene diepe ademhaling volgde, en met kracht verhief zich een gebrul; dat dof langs den boschrand rolde. De Arabieren waren opgesprongen; uit de tenten kwamen eenige aangeloopen, en "de leeuw!" klonk het van alle zijden. Elk sprak tegelijk, vloekende
Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/273
Uiterlijk
Deze pagina is gevalideerd
Wanneer gij op reis gaat, wees nimmer alléén,
en wapen u alsof ge den leeuw ontmoeten zoudt.
Arabisch spreekwoord.