Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/438

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 28 —

den, waar hij groeit, moge uit het volgende blijken. Tyndale (in zijn werk: The Island of Sardinia, London 1849) deelt mede, dat in een gedeelte van een bosch, op het eiland Sardinië, hetwelk 85,000 kurkeiken bevat, in den loop van een en twintig jaren tweemaal eene schilling der boomen geschied was, en daar nu gemiddeld elke boom 75 ponden kurk levert, zoo waren daarvan in het geheel 6,575 tonnen ingezameld, ter waarde van 1,275,000 gulden.

 

En wanneer wij nu, van deze beschouwing der kurkvorming en der kurkinzameling in het groot, terugkeeren tot hetgeen ons het mikroskopisch onderzoek leert aangaande het maaksel der kurkzelfstandigheid zelve, dan kunnen wij naast deze cijfers andere stellen, die ons de grootheid der natuur ook in de kleinheid harer voortbrengselen doen bewonderen. Microscopische doorsnede van kurk in twee richtingen
Fig. 5   Fig. 6
Dunne doorsneden van gewone kurk, onder het mikroskoop gebragt, vertoonen zich hetzij als fig. 5 of als fig. 6, al naar gelang van de rigting, waarin de doorsnede genomen is. Hieruit besluiten wij, dat de kurkzelfstandigheid is zamengesteld uit cellen, die de gedaante hebben van onregelmatige zeshoekige zuiltjes, met min of meer bogtige oppervlakten. De gemiddelde dwarse doormeter dier cellen bedraagt 130 streep, hare gemiddelde lengte 115 streep. Berekent men nu hieruit hoeveel van zulke cellen in eene gegevene ruimte voorhanden zijn, dan bevindt men, dat een kurkenstop van eene gewone wijnflesch uit ruim 200 millioenen zulke cellen bestaat!

In alle kurk komen echter ook gedeelten voor, die uit eene minder veerkrachtige en weeke zelfstandigheid bestaan, dan het overige weefsel, en zich bovendien daarvan onderscheiden door eene donkerder roodbruine kleur. Het onderzoek leert, dat deze bestaan (zie fig. 7) uit groepen van nog kleinere cellen, doch die zeer