Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/45

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 31 —

Maar, zal men teregt zeggen, daartoe hebben wij geene weêrglazen noodig, doch wel om eenigen tijd vooraf te kunnen weten welk weder wij te wachten hebben; is ons weêrglas goed, dan moeten wij er dit op kunnen zien. Gaat dit door, dan zou daaruit, in verband met de bekende inrigting en de oorzaak der werking van die toestellen, volgen, dat het weder van den volgenden dag afhangt en alléén afhangt van de meerdere of mindere drukking der lucht, die wij heden opmerken. Ik geloof dat bij eenig nadenken ieder lezer het onhoudbare en ongerijmde van deze stelling dadelijk zal inzien; mogt dit bij iemand nog zoo gereedelijk niet het geval wezen, dan verwijs ik hem onder anderen naar het opstel van Dr. krecke: De Luchtstroomen, in het eerste deel van dit werk, pag. 193. Hij zal, dit gelezen en overwogen hebbende, niet aarzelen mij toe te stemmen, dat de wind, op eene plaats des aardbols heerschende, niet afhangt van oorzaken die op die zelfde plaats werken of hebben gewerkt, maar dat de rigting en sterkte des winds veelal geheel bepaald worden door iets, dat op honderden mijlen afstands der plaats, daar die wind waait, geschiedt of geschied is. Hoe kan de barometer daarvan iets aantoonen, en vooral, hoe zoude hij dit vooraf kunnen aanduiden? En kan hij dit niet, dan kan hij zoo iets evenmin voor andere verschijnselen in den dampkring, voor regen, sneeuw of mist b.v., die ook niet plaatselijk zijn, maar wier oorzaak en ontstaan meestal evenzeer verre zijn te zoeken.

Komen wij er dus maar rond voor uit: de barometer is geen weêrvoorspeller, en de thermometer of de hygrometer evenmin; er bestaat geen werktuig, en waarschijnlijk zal er wel nooit een gevonden worden, dat in staat is ons het weder aan te wijzen voor den volgenden dag, voor het volgende uur, zelfs niet voor het volgende oogenblik.

Maar nu zal de lezer vragen: wat beteekent dan die reeks van woorden, op de wijzerplaat des barometers altijd te vinden, als storm, regen of wind, schoon weêr enz.? Och, er heerscht in alles mode, en de gewoonte is, naar het spreekwoord, eene tweede natuur; men heeft er vroeger, voor vele jaren, toen men nog geloofde dat zij waarheid behelsden, deze woorden op geplaatst, en thans, nu sommigen, die deze werktuigen maken, wel beter weten en allen beter weten moesten.... nu zet men ze er nog op, omdat de ge-