— 341 —
In weerwil van de talrijke en zeer kostbare voorzorgen, door reich en brendel genomen, waren hunne proeven aanvankelijk ver verwijderd van de gewenschte uitkomsten op te leveren. De kogels vielen op allerlei afstanden en in allerlei rigtingen, met betrekking tot het voetpunt der loodlijn, neder, en ofschoon de kogels aan een kort en dun paardenhaar waren opgehangen, bleek het, dat het niet mogelijk was, de tang, die het paardenhaar vast hield, zoo voorzigtig te openen, dat daarbij aan den kogel geene te groote zijdelingsche beweging werd gegeven. Reich en brendel zagen zich daarom genoodzaakt de kogels op eene andere wijze te doen nedervallen, en wendden daartoe den toestel aan, die veelal gebruikt wordt, om eene zinnelijke voorstelling van de uitzetting der ligchamen door de warmte te geven. In de metalen plaat, die het kastje van boven dekte, werd eene volkomen ronde opening gemaakt, even groot genoeg om de kogels door te laten, wanneer zij in denzelfden warmtegraad als de plaat verkeerden, maar niet groot genoeg om die door te laten, wanneer zij, door eene grootere warmte, waren uitgezet. De kogels werden, gedurende eenigen tijd, in kokend water gehouden, dan spoedig afgedroogd, op de opening gelegd en met een' glazen klok gedekt. Bij hunne bekoeling inkrimpende, moesten de kogels weldra middellijnen verkrijgen, eenigzins kleiner dan die der ronde openingen, en dan, door die openingen heen, nedervallen. De proeven stemden, bij die wijze om de kogels neder te laten, veel beter dan vroeger met elkander overeen, maar toch ontvingen de kogels, hetzij door kleine luchtstroomen in den geheel afgesloten koker, hetzij door eene ongelijke wrijving aan de randen der openingen, eene zijdelingsche beweging, die bij elke nieuwe proefneming anders dan bij de vorige was, en door welke de kogels onregelmatige afwijkingen ondergingen, gewoonlijk veel grooter dan hunne gemeenschappelijke afwijking, die een gevolg van de beweging der aarde wezen moest.
De moeijelijkheid om, door de beweging van nedervallende kogels, de wenteling der aarde zigtbaar te maken, is ligtelijk in te zien, wanneer men zijne aandacht vestigt op het uiterst gering bedrag der afwijking, die daartoe moet worden waargenomen. Bij