Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/771

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 361 —

altijd twijfelachtig zoude blijven, indien zij alleen door gyroskopen of andere werktuigen van dien aard, kon worden bewezen; want geven zij vlakken of lijnen, die, met meer kracht dan de schommelvlakte van eenen slinger, in haren stand trachten te blijven, zij zijn ook aan den invloed van veel grootere storingen onderworpen. De as van eene draaijende schijf zal denzelfden stand behouden, indien die schijf volkomen gelijkslachtig is en volkomen in haar zwaartepunt wordt ondersteund, terwijl zij bovendien, noch door wrijving, noch door de lucht eenigen tegenstand heeft te ondervinden. Eene kleine fout in het evenwigt en een kleine tegenstand doet de as zich ligtelijk veel meer verplaatsen, dan de geheele schijnbare verplaatsing, die een gevolg van de wenteling der aarde wezen moet. Er is nog geen beoefenaar van den gyroskoop opgestaan, zoo als de slinger dien in hansen heeft gevonden, maar het laat zich toch voorzien, dat de beweging der aarde, in het vervolg, niet veel meer dan nu aan dat werktuig zal te danken hebben. Men zal sommige storingen leeren vereffenen, door de schijf met hare as om te keeren en haar in verschillende rigtingen te laten draaijen, maar men zal haar nimmer eene volkomen vrije beweging kunnen geven. Men zal nimmer vooruit van de standvastigheid der as overtuigd kunnen wezen, en zelfs niet den invloed van alle storingen door berekening kunnen bepalen. De vervaardiging van eenen gyroskoop, op welken iedereen inderdaad de wenteling der aarde zal kunnen lezen, acht ik even zoo onmogelijk als die van een perpetuum mobile.

Op grond van al het medegedeelde, meen ik te kunnen beweren, dat, in weerwil van de ontdekking van foucault en de veelvuldige bespiegelingen die zij heeft uitgelokt, het eenvoudig, voor iedereen overtuigend, proefondervindelijk bewijs voor de beweging der aarde, naar hetwelk men zoo lang, als naar eene verborgene goudmijn heeft gezocht, nog niet gevonden is. De sterrekunde lijdt daarbij geene schade, want zij heeft veel eenvoudiger verschijnselen, als gevolgen van de beweging der aarde, aan den hemel doen kennen, dan de natuurkunde op de aarde ontdekken kon. Zij behoeft gelukkiglijk noch vallende kogels, noch slingers, noch gy-