Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/96

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 82 —

volgende dienen. Indien men veronderstelt, dat de oppervlakte, waarop de regen valt, een cirkel is van 75 Duitsche mijlen middellijn, en dat daarop in 24 uren de regen slechts tot eene hoogte van 100 streepen valt (wat niet overdreven is), dan zal de geheele hoeveelheid, die in 20 dagen valt, gelijk staan met 22½ kub. mijl water. Deze zouden voldoende zijn, om ons geheele land ter hoogte van 20 ellen met water te bedekken.

Onder de verschijnselen, welke die tropische stormen dikwijls vergezellen, is er geen zoo indrukwekkend als dat der elektriciteit. In het algemeen overtreffen de elektrische verschijnselen der keerkringslanden verreweg die, welke in de gematigde gewesten worden waargenomen; doch bij deze stormen worden zij niet altijd opgemerkt; slechts enkele journalen van de schepen die in den Rodriguez-storm zijn geweest, maken van elektrische verschijnselen gewag, en men zou zelfs geneigd zijn tot het besluit te komen, dat deze hierbij weinig hadden plaats gehad. Eene vergelijking echter van dezen storm met andere die in den Zuider-Indischen oceaan zijn waargenomen, geeft ons gedeeltelijk den sleutel in de hand om dienaangaande meer te weten.

Het blijkt namelijk, dat de ontwikkeling van elektriciteit niet in gelijke mate in de verschillende deelen van den stormcirkel plaats heeft, maar dat zij zich voornamelijk voordoen in de Noordelijke of aequatoriale zijde van dezen. Van 42 stormen, die betrekkelijk dit verschijnsel onderzocht zijn, waren er 35 waarbij aan de noordzijde des cirkels sterke elektrische verschijnselen zijn waargenomen, en slechts 7 waarbij zij aan de Zuid- of poolzijde van dien cirkel zijn opgemerkt. Men vindt dan ook in enkele journalen aangeteekend, dat het rollen des donders niet gehoord kon worden door het geloei van den storm door het want en het gebrul der golven.

Letten wij nog op den toestand der zee zelve gedurende dezen storm, dan blijkt uit de journalen der schepen, dat deze zeer verschilde, naarmate van den afstand waarop zich de schepen van het middelpunt bevonden, en of zij vóór den storm uit waren, of achter dezen aanzeilden. Op 70 tot 100 mijlen van het middel-