Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/110

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 98 —

dampkrings bedriegt niet zelden den onervaren reiziger, en de groepen van boomen die een dorp aanduiden, dat slechts twee of drie mijlen verwijderd schijnt, worden dikwijls eerst in den driedubbelen tijd door hem bereikt.

Als hiermede zamenhangende, zal het u niet onbelangrijk voorkomen te vernemen, dat de schijnbare convergentie van de stralen der zon naar een punt vlak tegenover hare schijf, welke, indien ik mij niet vergis, door Sir d. brewster vermeld wordt als een zeer zeldzaam verschijnsel, hier zoo gemeen is, dat er in den zomer geen week voorbij gaat, dat bij het ondergaan der zon de geheele hemel niet gestreept is door banden, zeer gelijkende naar de meridianen, die over eene globe getrokken zijn.

Maar het is vooral des nachts, dat onze hemel zich in zijne grootste praal en schoonheid vertoont. Ofschoon gewoon de hemelen te bespieden in verschillende gedeelten der wereld, heb ik nimmer iets gezien, dat gelijkt naar de pracht van eenen Persischen zomernacht. Het is niet overdreven te zeggen, dat verhinderde de maan zulks niet, dan zoude men vijfenzeventig nachten in de drie zomermaanden hebben, die voor sterrekundige waarnemingen de schoonste nachten overtreffen, welke de sterrekundigen in de nieuwe wereld begunstigen.

Toen ik hier pas kwam, bragt ik met mij een' Newtoniaanschen teleskoop van zes voeten, met eene opening van vijf Eng. duimen welken ik zelf vervaardigd had, en, hoewel de spiegels sedert dien tijd veel van hunnen glans verloren hebben en het werktuig ook in andere opzigten geleden heeft, zoo overtreft zijne werking toch verre die in Amerika. Venus schittert soms met een zoo verblindend licht, dat ik, op eenen afstand van dertien voeten van het venster, de wijzers van een horologie heb onderscheiden en zelfs de letters van een boek.

Toen ik voor eenige maanden ergens vermeld vond, dat de manen van Jupiter door eenen reiziger op den berg Etna gezien waren zonder behulp van eenen kijker, ontstond de gedachte bij mij, dat ik in de meest gunstige omstandigheden was geplaatst, om eenige proefnemingen over dit onderwerp te doen. Natuurlijk vestigde ik hierbij eerst mijne oplettendheid op Jupiter, doch gedurende eenen