HET ZAL NIET GESCHIEDEN.
Met deze woorden sloot ik, nu een jaar geleden, een klein stukje, geplaatst in den vorigen jaargang van dit werk, bladz. 61, en getiteld: "Zienersberigten van het oorlogstooneel." Het strekte om den lezer te doen opmerken, welke buitengewoon gunstige gelegenheid voor de voorstanders en beoefenaars van het zoogenaamde dierlijk magnetisme, tot bekeering van alle tegenstanders en twijfelaars, er te vinden was in den toenmaligen oorlogstoestand. Zij, die u door hunne somnambules zoo dikwijls de meest verbazende openbaringen doen aangaande den inwendigen toestand, aangaande de ligchaamsgesteldheid van eenen patiënt, mijlen ver van die somnambule verwijderd, en ook aangaande diens uitwendigen toestand, door u haarfijn te vertellen waar zulk een patiënt is en geweest is, wat hij doet en gedaan heeft,—zij moesten ditzelfde nu eens doen aangaande een' der veldoversten, in wiens bewegingen zich, om zoo te zeggen, die van de duizenden en duizenden oplossen, wier vrienden en bloedverwanten reikhalzend uitzien naar elk berigt, dat aangaande hunnen toestand eenige zekerheid kan verschaffen. Geschiedde dit ééns, dan zou men het naar willekeur kunnen herhalen, en bleek het dan door latere tijdingen langs den gewonen weg, dat deze "zienersberigten" waarheid behelsden, dan zoude, bij zulke notoire en onwederlegbare feiten, alle twijfel noodzakelijk moeten ophouden, dan zoude het "klinken en weêrgalmen door de geheele beschaafde wereld: dat het mesmerisme eene waarheid is." Geschiedde dit niet, werd er onder de honderden magnetiseurs en somnambules in Europa geen enkele gevonden, die iets dergelijks durfde ondernemen, dan zou men daaruit mogen opmaken dat zij het niet kunnen, en dan