Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 3 —

gronden moeten dienen, zoo loopt het tamelijk sterk in het oog, dat de drijfveer tot het schrijven daarvan niet enkel en alleen de zucht geweest is om aan de wetenschap voordeel te doen, door hetgeen de schrijvers voor waar hielden als zoodanig te doen erkennen, maar dat het tevens is opgesteld onder den indruk der in de Vereenigde Staten aan de orde zijnde kwestiën over het al of niet geoorloofde van de slavernij der negers. Het boek staat vijandig over zoo wel tegen Mrs stowe's Uncle Tom's Cabin, als tegen prichard's Researches. Ofschoon de Amerikaansche schrijvers nergens regtstreeks de slavernij verdedigen, zoo ontbreekt het evenwel niet aan menigerlei aanduidingen, regt geschikt om toch te doen gevoelen, dat de slavernij der negers niet iets zoo onnatuurlijks is; en de onnoozele philanthropen, de blinde ijveraars voor de afschaffing der slavernij worden nu en dan vrij hard aangevallen. Ten aanzien van de natuurlijke (derhalve regtmatige) meerderheid der hoogere boven de lagere menschenstammen, gaan nott en gliddon zelfs zóó ver, dat zij het bodichon toestemmen, wanneer deze beweert, dat de ware menschenliefde niet mag dulden, dat een aan den vooruitgang vijandig menschenras bestaan blijft, dat is met andere woorden, dat de beschaafde en verlichte Europeërs verpligt zijn, de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Guinea enz., die volgens BODICHON antiprogressionisten zijn, uit te roeijen, en wel uit zuivere menschenliefde.

Gebruik makende van het werk van nott en gliddon, doch zonder mij er aan te binden, wensch ik eenige voorname gronden, die tegen de eenheid van afstamming des menschelijken geslachts worden aangevoerd, op eene beknopte wijze uiteen te zetten. Ik wensch daarbij de meeste onpartijdigheid in acht te nemen, en zal trachten mij geheel te verplaatsen op het standpunt van de bestrijders dier eenheid. Op die uiteenzetting zal ik evenwel eenige aanmerkingen en bedenkingen laten volgen.

 

 

Er is geen twijfel aan, en het is dan ook eene bij de beoefenaren der natuurlijke historie algemeen erkende waarheid, dat elke